Het is vrijdagmiddag en de eigenaren van de taalschool, hebben een tapas georganiseerd. Het is een van de sociale activiteiten buiten het lesprogramma om. Bedoeld om op een ontspannen manier met de taal en cultuur bezig te zijn en om anderen te leren kennen. Omdat ik als tijdelijk ‘alleenstaande’ een groter risico loop op vereenzaming heb ik me ook opgegeven. Ik moest mezelf wel een zetje in de rug geven, maar eerlijk is eerlijk, alleen is natuurlijk maar alleen. In plaats van alleen een glaasje wijn te drinken in de bus wacht ik om vijf uur bij de taalschool tot het groepje deelnemers compleet is. Ik realiseer me dat er niemand is die ik ken. Onwennig in mijn eentje, tussen de anderen, wandel ik mee naar de tapasbar in het centrum van Dénia. We kiezen een drankje en een tapas van de lijst op de muur. De eigenaresse van de taalschool neemt het voortouw in het Spaanse ‘socializen’. Druk en met luide stem praat ze alsof ze iedereen al jaren kent. Na deze geslaagde eerste ronde lopen we verder naar de overdekte markt. Hier lijkt het socializen mij ook aardig af te gaan. Ik ben in gesprek geraakt met Tetyana en Mickey. Knipogend stelt Micky zich voor als Mickey Mouse. Beiden komen uit Californië en ze zijn nog maar een paar weken in Spanje. We houden ons niet echt aan de opdracht want ze hebben pas een week Spaanse les gehad. Onze eerste poging komt dus niet veel verder dan: “Hola, ¿cómo estás? Muy bien. ¿Y tú?” Maar als de andere cursisten alweer vertrekken, en aan hun weekend beginnen, sta ik daarentegen met Tetyana en Micky mijn Engels bij te schaven. Mickey nodigt me uit om morgenavond een hapje te komen eten bij hen thuis. Er komen nog wat anderen, zo begrijp ik. Omdat ik, naast ‘eenzaam en alleen in de bus zitten’, nog niets anders op mijn ‘to-do’ lijstje heb staan hap ik toe.
‘s Middags probeer ik, zittend op de rotsblokken naast de bus, het huiswerk voor aanstaande maandag te maken. Maar ik heb niet meer helder welke oefening we moeten maken en uit pure noodzaak maak ik alle oefeningen op de stencils. Dat zijn er nogal wat en ik ben er dan ook een poos mee druk. Rond vijf uur kleed ik me om en ren ik mijn vaste rondje langs de haven. Ik bedenk me dat ik veel dingen op een vaste manier doe sinds ik alleen ben. De structuur die de herhaling me geeft is behulpzaam, met name bij die dingen die ik niet makkelijk uit mezelf doe, zoals om de dag rennen. Maar tegelijkertijd merk ik dat ik ook best lol heb van sommige alledaagse en repetitieve dingen. Zo is er de dagelijkse routine van het ombouwen van de zithoek tot bed, het weghalen en opvouwen van de gordijntjes of het scheiden en wegbrengen van mijn afval. Ik vind het heerlijk om al deze taakjes op mijn eigen manier te kunnen doen en er steeds ‘beter’ of sneller in te worden.
Na het eten kijk ik voor het eerst sinds een paar weken weer een film op Netflix. Het is een Spaanse film, maar ik wil precies begrijpen wat er wordt gezegd. Dus pauzeer ik de film na elke zin en ik kijk pas verder als ik deze begrijp. Als dit te vermoeiend wordt schakel ik over op de Nederlandse ondertiteling. Daarna beperk ik mijn inspanning tot het opvangen van hier en daar een woordje Spaans. Hoe dan ook, uiteindelijk kijk ik nog niet de helft van de film en daarna zoek ik vroeg mijn bed op.
Zaterdagochtend verzamel ik de was, en terwijl een 8-kilo wasmachine voor mij de was doet, koop ik een fles wijn voor mijn gastheren van vanavond. De rest van de dag loop ik met mijn huiswerk, een fles rode wijn, de natte was én mijn ziel onder de arm. Ik wil graag op een bankje kunnen zitten, met mijn gezicht in de zon. De afgelopen dagen heb ik veel naast de bus, tussen de rotsen, mijn huiswerk zitten maken, waardoor ik een pijnlijke onderrug heb. Via de haven loop ik naar de andere kant van het centrum. Ik herinner me dat de bankjes bij de ijswinkel, in de zomer, de hele dag heerlijk (lees: genadeloos) in de zon stonden. Het is een flinke wandeling maar als ik er aankom blijkt dat de zon in de winter niet over de hoge gebouwen heen komt. Het is er donker en frisjes. Ik loop even verder tot ik bijna op de plek ben waar Tetyana en Micky zouden moeten wonen. Ik ken de wijk aan het strand omdat Lisa en ik er hebben hardgelopen. Ik wandel het hele eind weer terug en ga op een bankje zitten vlak bij de bus met de zon in mijn rug. Na een tijdje wordt mijn nek gevoelig heet en zoek ik de camper weer op. Uiteindelijk hang ik nog een poos tegen de camper terwijl ik mijn Spaanse woordjes oefen.
Ruim op tijd wandel ik opnieuw richting het huis van Mickey en Tetyana. Als ik er bijna ben zie ik dat Mickey me, voor de zekerheid, een berichtje heeft gestuurd met daarin het adres van hun huis en de naam van het nabijgelegen restaurant. Mijn telefoon herkent het adres ogenblikkelijk en maakt een route voor me in Googlemaps. Maar dan zie ik dat ik nog zeker een paar kilometer verder moet zijn. Half rennend haast ik me de goede kant op en ondertussen stuur ik Mickey een berichtje dat ik wat later zal zijn. Ik schat het echter te rooskleurig in, het kost me ruim twintig minuten. En wat nog vreemder is: ik herken nergens het huis van het fotootje dat Mickey me heeft gestuurd. Ik bevind me aan de rand van de stad en zie alleen maar sportvelden en sportaccommodaties. Ik google de naam van het restaurant uit het berichtje, maar het dichtstbijzijnde restaurant met die naam ligt ruim 100 kilometer verderop. Ik stuur Mickey nog een berichtje en vraag hem zijn livelocatie met me te delen. Een paar minuten later heb ik dan toch echt de juiste route naar mijn avondeten. Het huis bevindt zich gewoon in de wijk aan het strand, waar ik het eerst al had vermoed én waar ik bijna een half uur geleden begon aan mijn onbedoelde sportactiviteit.
Drie kwartier later dan afgesproken kom ik, zwetend en al, de kamer binnen waar vier stellen, van middelbare leeftijd, langs de muren van een te kleine Spaanse woonkamer me vriendelijk en verwachtingsvol aankijken. Mickey stelt me aan de anderen voor en een spervuur van vragen volgt. Niet gewoon aan deze plotselinge Engelse interesse zoek ik hakkelend naar mijn woorden. Na zo’n vijf minuten droogt de belangstelling geleidelijk wat op. Naast Mickey en Tetyana zijn er nog twee stellen uit Californië, ze kennen elkaar inmiddels goed. Allen rechts en Anita links van me zijn Schots en ze verschillen in meer dan één opzicht van de Californiers. Ze zijn zichtbaar de oudste van het gezelschap. In het gesprek dat ik beurtelings met beiden voer leer ik dat ze al ruim 15 jaar in Dénia wonen. Allen was de kostwinnaar en ze hebben drie kinderen. De andere drie stellen in de kamer zijn kinderloos. Het plezierigste verschil is dat Anita en Allen, weliswaar met een zwaar Schots accent, voor mij heel verstaanbaar Engels spreken. Wanneer een van de anderen aan het woord is, gaat het spreektempo voor mij genadeloos omhoog. Omdat de stellen elkaar al langer kennen, blijft nogal wat context van veel van het gesprek onuitgesproken. Hierdoor is het voor mij vaak lastig om goed te kunnen volgen. Ik begrijp dat iedereen in Dénia in een appartement woont. In de gesprekken worden de appartementen van gezamenlijke kennissen, vergeleken met die van mijn ‘tafelgenoten’ zelf. Telkens als, zonder blikken of blozen de bijbehorende huurprijzen worden genoemd, voel ik me weer wat minder op mijn gemak in het gezelschap.
Tetyana bedient haar gasten gedienstig. Ze loopt regelmatig de kring langs en schenkt dan de glazen nog eens vol. Als ze begint de lege bordjes op te ruimen, biedt niemand aan om haar te helpen. In verwarring blijf ik ook zitten. Ik heb geen idee wat in dit gezelschap de gewoontes en verwachtingen zijn. Ik ontdek bovendien dat het zeker niet de gewoonte is om het laat te maken, want om negen uur komt er alweer een einde aan het samenzijn als Mara Lyn en Adam vertrekken en de anderen hun voorbeeld volgen. Ik loop met Rosa en haar man mee tot bij de haven omdat zich daar hun luxe appartement bevindt. Onderweg vertellen ze me dat ze, toen ze met pensioen konden, de ‘rat race’ in de Apple Valley wilden ontvluchten. Ik kijk ze nog even na als ze de straat oversteken. Ze konden nergens in Californië een betere plek vinden waar ze oud wilden worden, dus dan ga je naar Dénia? Mijn vraag blijft onbeantwoord. Voor de vierde nacht op rij geniet ik van een prima nachtrust op mijn plekje langs de haven. Al die nachten was er geen voorbijganger die het nodig vond om even te checken of ik de fietsen wel goed op slot heb gezet. Toch verlaat ik de volgende morgen het lekkere plekje aan zee. Ik heb al twee weken ‘off-grid’ gestaan en het schone water zal wel snel opraken en de vuilwatertanks vol.
Als ik in Benissa aankom bij de serviceplek, staat er een camper vlak naast geparkeerd. Ik moet mijn bus in allerlei bochten wringen om hem op de juiste plek te krijgen. Waar Lisa me steeds hielp om de camper, en daarmee de tank, precies boven het gat in de grond te positioneren, moet ik het in deze onmogelijke situatie alleen zien te rooien. Het lukt, maar een zacht gekraak verraadt dat ik iets geraakt heb. Getverrr! Waarom staat die stomme Spanjaard daar ook met zijn stomme camper? Als ik achter de bus polshoogte ga nemen zie ik dat ik, net als heel veel andere camperaars voor mij, een vakkundige bijdrage heb geleverd aan het slopen van de serviceplaats. In de muur, achter de camper, ontbreken hier en daar wat stenen en anderen balanceren slechts losjes op hun plek. Op de bus en het fietsenrek kan ik geen krasje ontdekken. Nadat ik, voor de zekerheid, nog even heel boos naar de onhandig geparkeerde Spanjaard heb gekeken, rijd ik zo’n twintig minuten later weer richting Dénia.
Ik parkeer bij Las Rotas aan het strand. De ‘plek der plekken’! Je staat er pal boven de golven, het uitzicht is fantastisch en het is er relatief rustig. Maar op zondagmiddag dus niet! De twee restaurantjes aan het water zitten bomvol, zowel binnen als buiten! Bijgevolg ziet de parkeerplaats én het weggetje langs de zee zwart van de geparkeerde auto’s. Ik blijf wachten tot er iemand is die wegrijdt. De eerste keer reageer ik te laat. Een andere automobilist die net zo belust is op een parkeerplaatsje als ik heeft het voordeel van ‘de kortste bocht’ en pikt zo voor mijn neus het vrijgekomen plekje in! De tweede keer reageer ik meer adequaat en daarna kan ik aan mijn verdiende borrel beginnen. Rond acht uur is nagenoeg iedereen weer op huis aan en kan ik de camper nog wat fatsoenlijker neerzetten.
Als ik op maandagochtend de klas inloop wordt me ogenblikkelijk een doos in de handen geduwd. “El bomba de agua de Hollanda?”, vraag ik blij. Maar Maria die duidelijk geen weet heeft van onze technische tegenslag van de afgelopen weken glimlacht onbegrijpelijk. Ik maak de doos open en de waterpomp ziet eruit als de ‘enige juiste’. Ik ben helemaal blij. Carlo is deze week gelukkig ook weer van de partij. Ik vraag hem of hij het leuk vindt om met mij naar Bernia te rijden en samen het ‘berghuis’ te bekijken. Carlo is er stellig van overtuigd dat we dat huis niet moeten kopen. Zijn belangrijkste argument is dat het mogelijk onverkoopbaar is. Daar heeft hij volgens mij nog geen aanwijsbare redenen voor, maar het is een feit dat het huis nu al sinds 2002 te koop staat. Carlo verrast me een beetje want hij wil graag mee. In de pauze vraagt Carlo me waarom onze juf Lucia zo veel en zo ongelooflijk hard moet praten. Naarmate wij dingen minder goed snappen begint Lucia namelijk steeds meer en vooral ook harder te praten. Ik moet erom lachen maar spreek met mezelf af dat ik er dit keer niets van ga zeggen.
Dinsdagochtend rijd ik naar de garage op het industrieterrein. Ik heb om negen uur afgesproken maar de baas maakt me duidelijk dat er vandaag niet aan mijn bus zal worden gesleuteld. ‘Mañana’ moet ik maar terugkomen. De garage staat overvol met auto’s en ik vraag me af of ik morgen niet weer hetzelfde van hem te horen ga krijgen. Onverrichterzake stuur ik de bus weer richting centrum. Ik parkeer op de stoffig rode parkeerplaats. Het is lekker dicht bij de taalschool, maar ik ben nu zo laat dat ik moet rennen om op tijd te zijn. Na schooltijd laat ik de bus op de parkeerplaats staan. Ik sta eigenlijk perfect! Het rode stof waait nu niet op want er is nauwelijks wind en ik heb een prachtig uitzicht op de Montgó. Ik pak een stoeltje en zit achter de bus heerlijk in de zon mijn blog bij te werken. ‘s Avonds kibbelen Lisa en ik wat via de telefoon. Ik heb een beetje het gevoel dat we, met het einde van Lisa’s sabbatical ineens onze wensen en dromen hebben moeten bevriezen. En in deze nieuwe fase blijkt het lastig onze dromen te voeden met nieuwe gedachten en ontdekkingen.
De volgende ochtend meld ik me opnieuw bij de garage. Ik heb mezelf voorgenomen de pomp toch zelf te monteren als ik weer wordt weggestuurd. Maar dit keer kan de auto blijven staan en wisselen we telefoonnummers uit voor het geval dát. Ik krijg meteen weer een beetje hoop. Ik heb de fiets van de bus gehaald en kom uiteindelijk een half uur te vroeg op school. Direct na schooltijd rijden Carlo en ik in zijn prachtige bolide naar Xaló en vandaar de berg op naar Bernia. Dit is een prachtige omgeving waar Carlo nog niet eerder is geweest. Ontelbare boomgaarden staan vol met olijven en amandelbomen in bloei. Het is wel wat drukker op de bergweg dan een aantal weken geleden en Carlo moet tot twee keer toe flink in de remmen om een tegemoetkomende auto voldoende ruimte te geven. Aangekomen bij het huis gaan we direct op zoek naar bouwtechnische onvolkomenheden. De tussenmuur, en tevens de belangrijkste draagmuur, staat uit het lood. Het lijkt erop alsof er slordig is gewerkt, maar het zou ook een constructiefout kunnen zijn waardoor het dak kan gaan verzakken. Verder ontdekt Carlo een muur met optrekkend vocht in de kelder. Ook dat hoeft niet ernstig te zijn, maar Carlo raadt me aan beide zaken te laten onderzoeken door een aannemer. Als we alles bekeken hebben laat Carlo weten ons enthousiasme wel te kunnen begrijpen. Dit is een prachtige plek en een mooi huis. We praten nog wat over de te maken kosten en over de kansen om het huis te zijner tijd weer te kunnen verkopen. Als we via de andere kant van de berg weer naar Dénia rijden voel ik me een stuk opgeluchter.
Mijn scepsis over de garage blijkt onterecht. Als ik me aan het eind van de middag weer meld staat de bus al op me te wachten. De rekening valt gelukkig niet tegen! Eindelijk lijkt het erop dat de bus weer klaar is om de terugtocht te aanvaarden. Ik besluit nog een nachtje comfortabel op de rode stofwolk te blijven staan, en dus zit ik even later met een glas wijn, heerlijk in het ondergaande zonnetje. Ik bel Marc, een kennis die in de buurt van Xaló woont. We hebben hem in de zomer ontmoet, maar daarna niet meer gesproken. Ik vraag hem of hij een aannemer of technisch iemand kent die in het huis de scheve muur en het vocht kan komen bekijken. Maar Marc overtuigt me dat hij dat zelf heel goed kan. We spreken af om de volgende dag samen te gaan kijken.
De volgende middag rijd ik met de camper richting Xaló. Ik houd de temperatuurmeter nauwlettend in de gaten, maar de waterpomp lijkt zijn werk goed te doen. Na twintig minuten begint het echter ineens vreselijk te stinken. De lucht komt duidelijk uit de bus en ik stop zodra ik kan. Ik wil naar buiten om de motor te inspecteren maar dan zie ik ineens wat de geur veroorzaakt heeft. Nagenoeg het hele keukentje, de wanden en de vloer zijn bedekt met een dikke laag sojasaus. Het kruidenkastje staat open en enkele potjes liggen op de grond in de plas soja. De boosdoener zelf, een inmiddels leeg sojaflesje, ligt nog in het kastje. Het kost me tien minuten om de ergste troep op te ruimen. Als ik bij Marc aankom staat hij al buiten te wachten. Hij heeft zijn vader bij zich en ze willen met de camper mee. Marc zit al op de bijrijdersstoel terwijl ik zijn vader van 82 moet helpen om de bus in te stappen. Shit, dit had ik niet verwacht. Ik ging ervan uit dat we wel met Marc’s auto verder zouden rijden. Ik verontschuldig me voor de stank en dan rijden we naar boven. Onderweg wijst Marc naar elk huis, elke bocht en elk paadje. Hij kent alles en iedereen en hij is overal al geweest. Bij het ‘berghuis’ aangekomen loopt Marc zonder op of om te kijken naar binnen. Ik help zijn vader, over de rotsblokken heen, naar de deuropening. Daar aangekomen komt Marc ons alweer tegemoet lopen. Hij heeft het al gezien. Niet begrijpend kijk ik hem aan. “Heb je dat muurtje ook gezien?”, wil ik weten. “Ja, ik heb genoeg gezien!”. Ik begrijp er niets van en loop naar de grote tussenmuur. “Heb je dit gezien?”, probeer ik nog een keer terwijl ik met mijn handen de bolling van de muur naboots. “Oh ja, maar daar ga ik geen woorden aan vuil maken. Ik heb alles al gezien en al zou je me 50.000 euro toegeven, dan nog zou ik hier niet willen wonen!” Maar dat wilde ik ook niet van hem weten. Ik vertel hem dat ik hem heb meegevraagd omdat hij twee vragen zou kunnen beantwoorden. Marc is echter niet op andere gedachten te brengen en wil weg. “Kom we gaan een biertje drinken, dan laat ik je een ander huis zien waar je wel wat aan hebt.” Hij loopt alweer buiten zodat ik me noodgedwongen weer om zijn vader bekommer. Even later zitten we een paar kilometer verderop bij een restaurantje waar Marc door de eigenaar hartelijk onthaald wordt. Marc laat me wat foto’s zien van het huis waar ik volgens hem wel zou moeten willen wonen. Het ziet er verzorgd en niet onaardig uit, maar volgens de beschrijving is het minder dan 90 vierkante meter. “Nou, drink je je glas nog leeg, of wil je alleen maar ouwehoeren?” Ik besluit zijn ‘spel’ mee te spelen, maar dan krijg ik nog een onverwachts advies van hem. Marc weet nóg een prachtige grote villa, met zwembad en alles erop en eraan. Daar woont een alleenstaande knappe vrouw, en alles wat ik hoef te doen om in dat huis te kunnen wonen, is haar een keer per week… (hmmm, ineens vraag ik me af of zijn advies wel passend is voor dit blog!)
Ik besluit Marc en zijn vader te vriend te houden en lach maar wat om zijn grappen. Als ik mijn cola heb opgedronken betaal ik de drankjes. Het irriteert me dat ik daar niet eens een bedankje voor krijg. Als ik naar buiten loop staat Marc al ongeduldig bij de bus te wachten. In Xaló bezoeken we de makelaar die het huis verkoopt wat Marc me wil laten zien. De makelaar begroet Marc alsof hij een verloren zoon is die hij al jaren niet heeft gezien. We krijgen de sleutels van het huis mee en rijden stinkend en wel naar een wijkje vijf kilometer verderop. Op ruime afstand staan allemaal identieke huisjes. De ruime tuinen en het uitzicht maken veel goed, maar de woning is heel erg klein. Een typisch Spaanse vakantiewoning met een halfronde uitbouw. Het type huis waarvan ik er inmiddels zoveel heb gezien en waar ik echt niet zou willen wonen. Ik ben blij als ik Marc en zijn vader een half uur later afzet. De gedachtes aan deze zelf benoemde ‘makelaar’ en zijn vader blijven de hele avond rondspoken in mijn hoofd. Ik val maar niet in slaap. De volgende ochtend besluit mijn studiemaatje Carlo, tot overmaat van ramp, zijn positieve bijdrage van twee dagen geleden flink bij te willen stellen. Hij waarschuwt me dat ik rekening moet houden met een wel heel smalle doelgroep van mogelijke kopers als we het huis ooit weer zouden willen verkopen.
Na de les neem ik afscheid van hem. Hij is er volgende week niet meer bij, omdat hij met zijn jongste dochter gaat skiën bij Valencia. De week met Lucia zit erop en viel achteraf best mee. Met Lisa spreek ik af dat ik volgende week, toch nog een keer, ga proberen iemand mee te nemen naar het ‘berghuis’. Op vrijdagavond kijk ik met veel plezier een Spaanse film van het begin tot het einde. Ik heb het mezelf makkelijk gemaakt en heb de Nederlandse ondertiteling aangezet. Als ik om twaalf uur eindelijk naar bed ga en wegsoes bij het geluid van de brekende golven onder me schrik ik op van een auto die naast me wordt geparkeerd. Even later lig ik te schudden in de bus. In de auto naast me is het volume van de muziek op disco-sterkte gezet en ik hoor jongeren lachen en praten. Het heeft er alle schijn van dat dit feestje nog wel eens heel lang kan gaan duren. ”Het leven van een camperaar”, zucht ik terwijl ik mijn hoofd onder mijn kussen stop. Maar net zo plotseling als het begonnen is gaat om twee uur de stekker eruit en hoor ik twee auto’s wegrijden. Snel daarna kan ik me alsnog overgeven aan de slaap en het geluid van de zee.
Nog een week solo, plezier en liefs!