Blogpost door Martin Hordijk
Op jan 19, 2019
LiveMarvelouz
De man met de pet
0
(0)

De afgelopen avonden hebben Lisa en ik de film ‘El cuaderno de Sara’ in kleine stukjes bekeken. We kijken zo ‘langzaam’ omdat we van deze Spaanse oorlogsfilm elke dialoog twee of drie keer bekijken, met Spaanse ondertiteling. Daarna bekijken we hem nogmaals met de Nederlandse ondertiteling. Maar vandaag gaat het licht al vroeg uit bij mij en van film kijken komt even helemaal niets terecht. De afgelopen dagen hebben er bij mij best even ingehakt: het gesprek met Filipe op de universiteit dat zo anders ging dan we hadden verwacht, de makelaar in Carcaixent die zo weinig behulpzaam bleek, of het teleurstellende uitblijven van reacties op onze pogingen om contacten te leggen. Ik wil naar bed, maar omdat de bank en de eettafel ook ons bed zijn is Lisa genoodzaakt mee te gaan. Nadat we tafel en bank weer hebben omgebouwd zit Lisa op de rand van het bed. Met de laptop op schoot zit ze zich verder voor te bereiden op het gesprek van morgen op de universiteit. Ik merk het niet meer en val in slaap.

Ik schrik wakker omdat een aantal jongens zich moeten hebben vergist in de tijd. Lisa ligt naast me te slapen. Het is één uur in de nacht en de jongens zijn fanatiek begonnen aan hun voetbaltraining. Telkens schoppen ze de bal hard tegen de muur achter ons. Ik kan het ze op zich niet kwalijk nemen want de sportvelden onder de parkeerplaats zijn op dit uur natuurlijk gesloten. Het is overigens niet een gewone training, want in de auto staat de muziek hard aan en er lijkt meer te worden gekletst dan gevoetbald. Maar de training duurt lang. Telkens als de bal fanatiek tegen de muur wordt geschopt, verwacht ik een fractie van een tel later dat de bal met een harde klap zal afketsen tegen onze bus. Maar het geluid blijft uit. Toch blijf ik wachten. Dan wordt het me te gortig. Waarom trainen ze nu en waarom direct naast onze slaapplaats? Ik maak Lisa wakker want ik heb een besluit genomen: ik wil de camper verplaatsen. Lisa kruipt uit bed en neemt een kijkje vanuit het badkamerraam. “Het zijn drie jongens.” “Ja, en?” Lisa wil weten of we de bus wel kunnen verplaatsen. “Staan de fietsen wel achterop?” Nee, dat had ik ook al bedacht, maar ik wil toch ook niet de hele nacht wakker blijven! Lisa denkt dat het zo wel weer rustig wordt. Ze ligt nog niet in bed of ze slaapt alweer. Maar ze krijgt wel gelijk. Na een half uurtje vertrekt de auto en is het weer rustig. Als ik de volgende morgen buiten mijn oefeningen wil doen zie ik het schamele bewijs voor mijn nachtbraken: een leeg bierblikje ligt eenzaam op het asfalt waar de auto van de jongens heeft gestaan.

Om elf uur hebben Lisa en ik een afspraak met José van de faculteit Architectuur. Het gesprek voelt voor ons allebei beter aan dan het gesprek met Felipe. José hoeft ons niets te verkopen. Sterker nog, hij deelt uit. Hij laat ons eerst diverse architectonisch interessante plekken zien op het universiteitsterrein. Hij neemt daarvoor de tijd maar daardoor maak ik me nu al zorgen dat Lisa niet aan háár verhaal toekomt. Dan vraagt José opeens aan Lisa hoeveel studenten er studeren aan de hogeschool. Zo lijkt het toch nog een tweegesprek te worden. Als ik zo naar José luister lijkt het wel of zijn faculteit een onderdeel is van een hele andere universiteit dan de faculteit van Felipe. In het verhaal van José komen geen sponsors voor, is er meer aandacht voor duurzaam of sociaal en is er zeker meer aandacht voor het leren van studenten. Als José ons meeneemt naar een lesruimte waar Carlós, een andere docent, bezig is wordt het even écht leuk. Carlós reageert enthousiast en wil weten wat we doen en hoe een en ander werkt bij ‘onze’ universiteit. Toch blijft het met José een beetje eenrichtingsverkeer. Hij hoeft niet veel van ons en als ik aanvoel dat het gesprek aan een einde komt flap ik er snel een verkorte versie van Lisa’s ‘verhaal’ uit. Maar José reageert nauwelijks. Wel geeft hij ons nog wat Spaanstalige boekjes van het oude curriculum mee, waarmee aan zijn vrijgevigheid én het gesprek een einde is gekomen.

Op zijn advies bekijken we nog wel het universiteitsmuseum, dat half verdiept net naast de snelweg ligt, aan de rand van het universiteitsterrein. Het gebouw lijkt nog het meest op een grote donkerbruine schoenendoos. We lopen er omheen, op zoek naar de ‘afweg’ waarmee we naar het episch centrum van het museum kunnen afdalen. Tussen ons en het verdiepte terrein ligt een enorme vierkante vijver van enkele decimeters diepte. Het water is eruit weggelopen, dus het zwarte vijverfolie staat nu droog. Lisa, die in het dagelijks leven graag de kortste routes neemt, stapt pardoes in de vijver op het zwarte folie. Mijn schreeuw van ontsteltenis kon ze daarvan niet meer weerhouden. Een tel schommelt Lisa op haar standbeen. Ik zie haar al dwars door het folie heen scheuren. Maar dat gebeurt gelukkig niet en Lisa stapt geschrokken weer terug op het omringende grind. “Oeps, dat had ik even helemaal niet in de gaten!”

Als we even later de ingang wél hebben gevonden moppert Lisa nog wat na op de architect, “Zo’n enorm gebouw en dan maar één toegang?” De architectonische ‘kelder’ bevat drie tentoonstellingsruimtes die we al snel bekeken hebben. Buiten is nog een openlucht auditorium wat in deze warme streken misschien wel heel normaal is. Doordat alles verdiept is aangelegd valt het geluid van de snelweg op zo’n 100 meter afstand bijna helemaal weg. Daar hebben die architecten dan wél weer goed over nagedacht.

Na ons gesprek met Filipe, een paar dagen geleden, heb ik Lisa voorgesteld een filmpje te monteren waarmee ze kan laten zien waar de minor van de hogeschool over gaat. Als we het in het Engels en Spaans ondertitelen kan Lisa het delen via sociale media om zo interesse te wekken bij potentiële samenwerkingspartners. Lisa was helemaal enthousiast en vroeg meteen haar collega’s en studenten om haar filmmateriaal toe te sturen. Om die reden zit ik na ons museumbezoek ruim een uur lang, op een bankje op het universiteitsterrein, videomateriaal te downloaden. De wifi-verbinding van de universiteit is lekker snel en we voorkomen dat we wel heel snel door ons mobiele datategoed heen zijn. Lisa is ondertussen op zoek naar het postkantoor om haar postzegelverzameling aan te vullen. Ik vermaak me kostelijk terwijl ik in het zonnetje het universiteitsleven langs me heen zie trekken. Er komt een man langslopen die een luid rammelend steekwagentje voortduwt. Op het laadplankje staan twee dozen kopieerpapier. Vijf minuten nadat hij uit het zicht is verdwenen komt hij weer teruglopen. De dozen zijn klaarblijkelijk afgeleverd, maar het wagentje rammelt niet minder luid. Zijn retourvracht bestaat uit twee hele tijdschriften. Vanwege de ongelijke straatstenen dreigen de tijdschriften nu van het laadplankje te schuiven. Precies voor me stopt de man. Hij zet het steekwagentje rechtop en loopt er omheen om het probleem van dichtbij te bekijken. Met zijn voet probeert hij de tijdschriften terug in het gelid te brengen. Maar het lukt niet en de man moet naast het wagentje door de knieën. Hij legt de twee tijdschriften in het midden van het laadplankje en loopt dan weer rammelend verder. In de verte zie ik Lisa met twee broodjes uit de universiteitskantine aankomen.

Als we de broodjes hebben weggewerkt, en ik alle filmpjes heb gedownload, fietsen we terug naar de camper. We pakken de boel in want we moeten weer terug naar het noorden. Lisa heeft inmiddels een afspraak bij de universiteit van Valencia kunnen regelen en hoopt vurig dat het haar lukt om nog een paar afspraken te maken. Ik mail de makelaar dat we morgen graag langskomen om het ‘projectplan’ te bespreken. De makelaar heeft zijn kantoor in Jalón en dat ligt mooi op onze route. De route leidt ons ook langs Benissa, waar we al zo vaak een sanitaire camperstop hebben gemaakt. Ook nu moeten we erg ‘nodig’ en terwijl ik de tanks leeg en de verswatertank vul doet Lisa boodschappen bij de Lidl om de hoek. Dan rijden we in het donker over de smalle slingerweg omhoog naar Bernia. Dit is dezelfde bergpas waar Lisa enkele weken geleden een lekke band reed met haar fiets. Lisa zit naast me duizend doodsangsten uit, maar ik maak me minder zorgen. De weg is erg smal en de bochten onoverzichtelijk. Tegenliggers kunnen uit het niets opdoemen, maar we zijn nagenoeg alleen op de berg. Ik krijg het pas ‘warm’ als het bord naast de weg 19% aangeeft. Ik moet terugschakelen naar de eerste versnelling, maar alles gaat goed. We overwegen of we de camper voor de nacht naast het ‘huis op de berg’ zullen neerzetten, maar we vinden het allebei tóch wat erg gewaagd. Minder dan een kilometer voor het ‘berghuis’ bevindt zich een vrij kamperen terrein. Dat lijkt een uitstekende plek voor de overnachting. Een goede reden om op de berg te overnachten is dat we dan weten hoe de zon hier ’s morgens opkomt. Nadat we van de weg een ‘camino de tierra’ zijn opgedraaid moeten we de laatste vijfhonderd meter nog stijl omhoog. We kunnen nu alleen nog maar hopen dat de weg niet nóg slechter wordt. De laatste hindernis wordt gevormd door een enorme plas water, waardoor we tot aan de assen door de blubber het kampeerterrein oprijden. Het lijkt alsof het hier onlangs nog hard heeft geregend. Ooit was er ook stromend water, getuige het bordje op de muur, maar de waterleiding heeft geen kraan meer. Het is volstrekt stil op het kampeerterrein. Ik hoor alleen het geluid van de wind door de bomen suizen… én het krakende geluid van een auto die even later het terrein oprijdt. Het blijken échte kampeerders en ze zetten een klein tentje op niet ver bij ons vandaan. Als we naar bed willen zitten ze nog steeds buiten te praten. Brrrr, het lijkt me erg koud.

De volgende ochtend als Lisa en ik over de slechte toegangsweg weer naar beneden rennen zien we dat de plassen op de weg bedekt zijn met een dun laagje ijs. Ik heb van tevoren op mijn wandel-app gekeken en wil graag een stukje het dal in rennen. Met wat geluk kunnen we via een kleine ‘doorsteek’ in de ‘achtertuin’ van het berghuis komen. Maar na een paar kilometer blijkt dat het pad door het dal onvindbaar is. Op het schermpje van mijn telefoon staat het pad als een duidelijke rode lijn aangegeven. Ik loop op verschillende plekken de olijfgaard in, maar mijn digitale positie komt niet dichter in de buurt van de rode lijn. Dan neemt Lisa, die mijn gehannes zwijgend heeft geobserveerd, een besluit. Ze loopt resoluut het veld in. De honden van de boerderij verderop beginnen nu luidkeels te blaffen. Ik hol snel achter Lisa aan en krijg zowaar zelfs wat grip op onze geografische situatie. Op mijn scherm zie ik hoe we, beetje bij beetje, in de buurt komen van de rode lijn. Van rennen komt evenwel niet veel. Klimmend van terras naar terras werken we ons in het zweet. De blaffende honden lijken dichterbij te komen. Dan valt me op dat Lisa haar enkel probeert te ontzien. Die moet dus nog steeds pijnlijk zijn. Ik bereid me inmiddels mentaal voor, op een gevecht met de bloeddorstig klinkende honden, die ons overduidelijk op de hielen zitten. In gedachten zie ik nu ook hun baas, die grinnikend van plezier en met een doorgeladen jachtgeweer, achter zijn trouwe bewakers aan holt. Wanneer we bijna boven op de rode lijn zitten, merk ik dat ook het geblaf van de honden afneemt. We hebben dan weliswaar de plek van onze kaart gevonden, maar we hebben geen van beiden het gevoel dat we ook daadwerkelijk op de goede plek zitten. De rode lijn dwingt ons een enorme rots te beklimmen. Ineens zie ik, te midden van deze ruige natuur, een lege wijnfles liggen. Dat betekent dat de beschaving hier niet ver meer vandaan kan zijn. Vermoedelijk zijn we nu begonnen met de ‘doorsteek’ naar onze achtertuin. Somber stel ik vast dat doornige struiken in onze nieuwe tuin een enorme scheur hebben getrokken in mijn ‘dry fitted sportswear’ broek. En dan ineens doemt voor ons de weg op. We zijn te ver gelopen! Op het hoogste punt van de Bernia-pas stappen we het asfalt op. Het is hier 620 meter hoog staat op het bord in de berm. Ons huis ligt iets lager, voorbij de volgende bocht.

Het is heerlijk zonnig als we voor de tweede keer het berghuis binnen lopen. Maar tien minuten later verdwijnt de zon alweer, als sneeuw voor de… nou ja, binnen in het huis is het tochtig en we krijgen het koud in onze bezwete sportpakjes. Maar omdat we vanmiddag mogelijk met de makelaar ons ‘projectplan’ kunnen bespreken is het slim om nog eens over eventuele aanpassingen nagedacht te hebben. Volledig koud geworden rennen we bijna anderhalf uur later verder in de richting van het kampeerterrein. We lopen verder totdat we op het meest steile stuk van de bergpas een bord met ‘Se Vende’ zien staan. Over een steeds slechter wordend pad rennen we nog zo’n anderhalve kilometer verder, in de richting waar we het huis verwachten dat te koop moet staan. We worden verrast door een heel idyllisch plekje. Het huis bestaat uit meerdere ‘objecten’, maar helaas verkeert alles in verregaande staat van vergane glorie. Als ik door een kier in de deur van het hoofdhuis naar binnen kijk zie ik in de huiskamer een tafel staan met daaromheen een paar stoelen. Het lijkt wel een geënsceneerd decor. De tafel en de stoelen staan, hoewel erg stoffig, nog overeind, alsof de bewoner elk moment weer terug kan komen om zijn kopje thee verder leeg te drinken. Maar de ruimte eromheen heeft een aardbeving niet kunnen trotseren. Overal liggen stenen, hout en puin. Jarenlange leegstand en lekkage hebben muren, plafond en dak doen instorten. We worstelen ons langs de puinhopen om meer van dit huis te kunnen zien. Het is een plaatje! Overal ingebouwde kastjes, nisjes, laatjes en deurtjes. De meubeltjes die we hier tegenkomen lijken stuk voor stuk uit een poppenhuis te zijn weggehaald. Helaas is de algehele staat van het huis niets meer dan een ruïne. Op het enorme terrein bevinden zich nog twee huisjes, zo mogelijk nog kneuteriger dan het eerste. Maar ook deze zijn niet meer te redden. We staan nog een tijdje na te genieten van alles wat we hebben gezien en rennen dan met lichte tegenzin weer terug naar de weg. Onze fantasie gaat onderweg weer luidkeels met ons aan de haal. Al rennend schudden we diverse sociale projecten uit onze mouwen, die het mogelijk moeten maken hier ooit te kunnen wonen.

De makelaar heeft nog geen reactie gegeven en ik vertik het om hem te bellen. Lisa wil wel in het restaurant vlakbij het berghuis ontbijten. “Dan kunnen we wat informatie inwinnen over de omgeving en misschien weten ze wel wie de eigenaar is van het berghuis.” Onze gestor Mirjam suggereerde eerder al, dat het voor de verkoper, de koper en haarzelf vaak makkelijker is om de makelaar buiten het koopproces te laten. Nou, deze gehaaste en ongeïnteresseerde makelaar wil ik er met plezier buiten laten. Maar ja, om nu in het restaurant te vragen naar het dagmenu en “oh ja… heeft u ook nog wat informatie over het wonen op de berg?”.

Maar ik heb honger en dat maakt me toeschietelijker en dus ontbijten we, het is inmiddels ver voorbij lunchtijd, in het restaurant dat gerund wordt door drie jonge Engelsen. Ze wonen en werken er nu een maand of negen, maar erg praterig zijn ze niet. Trouwens erg happy komen ze op Lisa en mij ook niet over.

Het is bewolkt en koud. Het kampeerterrein is inmiddels weer verlaten en de rest van de dag zitten we in de camper met de kachel aan. Terwijl Lisa kaartjes voor het thuisfront schrijft, probeer ik een berekening te maken voor de afbouw van het huis. Omdat we niet voor een hypotheek in aanmerking zullen komen moeten we andere manieren zien te vinden om een eventuele verbouwing te financieren. Op internet lees ik een artikel over ‘marktplaats voor hypotheken’. Door de lage rente zijn particulieren of bedrijven met geld op zoek naar investeringsmogelijkheden die hen meer opleveren dan bij de bank. Bij de ‘marktplaats voor hypotheken’ komen ze in contact met ‘leners’, maar Lisa raakt niet echt overtuigd. Het is al laat geworden als we een appje krijgen van mijn zus. Als we willen kunnen we wat geld van haar lenen. Dan schieten Lisa en ik allebei vol. Jeetje wat kan ‘sabbaticallen’ soms lijken op een ritje in een emotionele achtbaan.

De volgende morgen is het weer gelukkig wat opgeklaard. De makelaar is vandaag tot 14.00 uur open, maar we willen nog een laatste poging ondernemen om zelf de eigenaar van het huis te vinden. Als dat niet lukt kunnen we misschien nog op tijd bij de makelaar zijn. We willen naar een van de witte huisjes in het dal. Zij zullen toch wel weten wie ooit het berghuis heeft gebouwd en daarmee op het punt stond hun buurman te worden. Maar het zit ons niet mee. We lopen verkeerd en moeten weer een eind teruglopen. Als we onverrichter zake aankomen bij de camper zien we twee Spanjaarden op het kampeerterrein lopen. “Snel, voordat ze misschien van plan zijn ineens te verdwijnen!”. Half rennend haal ik ze in en vraag of ze de eigenaar kennen van het ‘half-af-huis’ naast het restaurant. “Jawel,” zegt de man met de pet. Hij heeft overduidelijk al wat gedronken, “Ik ben de eigenaar!”

Wat vind je van deze post?

Klik op een ster om dit verhaal te beoordelen!

Omdat je dit bericht interessant vond...

Deel dit verhaal op jouw sociale media!

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.