Sinds we Nieuwpoort zijn uitgevaren is het weer oppassen geblazen. Dit stuk Belgische kust hebben we bijna een jaar geleden in omgekeerde richting ook al kunnen bewonderen. Op de iPad zie ik hoe de koers van vandaag die van een jaar geleden zo nu en dan kruist. Vorig jaar hadden we onze handen vol aan dit parcours. De zee van de Belgische kust is namelijk een mijnenveld van ondieptes, wrakken en zandbanken. We raceten tussen de zandbanken door met soms meer dan 10 knopen op de GPS. Recht voor de wind met het grootzeil vastgezet aan een kant en onze grote genua uitgeboomd aan de andere kant van de boot. Varend als ‘Zeeuws meisje’ konden we op deze manier de wind ten volle benutten. De haken van de genuaboom waren weliswaar afgebroken, maar het was me gelukt om de boom met touw weer bruikbaar te maken. De voornaamste reden dat we deze risico’s namen was onze haast. Na alle pech met de keerkoppeling was onze schroefas tot twee keer toe losgekomen van de motor en sinds kort maakte de schroefas zulke verschrikkelijke bijgeluiden dat we de motor pas ’s avonds laat bij het binnenvaren van de Haven voorzichtig durfden te gebruiken. We waren erg gespannen en uitgebreid genieten van het varen langs de Belgische kust was er zeker niet bij. Met de tong op onze schoenen parkeerden Marín naast een overmaatse rubberboot. We hadden als laatste een vrij plekje in het ondiepe stadshaventje van Oostende gevonden en we zouden er de volgende morgen weer als eerste vertrekken.
Met deze herinnering vers in mij geheugen merk ik dat ik me erger aan de boten die niet rechts in de vaargeul varen. Als dat voor een tweede keer in korte tijd gebeurt wil ik de overtreder in elk geval even sympathiek wijzen op zijn onvergeeflijke fout. Ik laat de koers lang ongewijzigd en als blijkt dat de zeilanalfabeet echt niet van plan is om ons ruim baan te geven maak ik ruimte en stuur om hem heen. De boot voert de Nederlandse vlag. Op zo’n honderd meter afstand roep ik naar de man en vrouw op de boot: “Heb je soms geen vaarbewijs?”. Behalve Lisa is er niemand die reageert. Lisa schaamt zich voor mijn gedrag. Maar ik verhef mijn stem alweer en roep hen na: “Dat is toch niet netjes?!” Zo, ik sprak eventjes hele heldere taal. Dan moeten ze nu zelf maar uitzoeken wat ze allemaal verkeerd deden. Maar Lisa is boos. Ze vindt dat ik hen makkelijk had kunnen passeren en dat het ook mijn taak is om een aanvaring te voorkomen. Nou, dat heb ik toch gedaan?! Mokkend en in stilte varen we verder. Nadat we hebben gegeten en Lisa vroeg naar bed is gegaan trekt de wind nog even flink aan. Ik geniet zeker een uur lang van onze nieuwe gennaker. Onze snelheid komt regelmatig boven de zeven knopen terwijl hier toch zo’n twee knopen tegenstroom staat. Maar dan moet ik Lisa helaas vervroegd storen tijdens haar haar slaap. De wind is weg en ik hulp nodig om de gennaker weer veilig naar binnen te halen.
De rest van de nacht doet de motor het meeste werk. Onwennig en met de herrie van een loeiende motor nog geen meter bij mijn hoofd vandaan lukt het me slechts om wat te dommelen. Met mijn hoofd onder het kussen schrik ik wakker van elk onbekend geluid of bij elke onverwachte beging. Om zeven uur, na mijn tweede slaapbeurt, hijs ik mezelf slaperig het bed uit. Als ik buiten kom voel ik de wind! Waarom heeft Lisa me niet gewaarschuwd? Als ik bij Lisa in de kuip sta zie ik op de golven wat voorzichtige rimpeltjes ontstaan. Maar rimpeltjes betekent wind! Met de plezierige herinnering aan gisteravond kan ik niet wachten om het lichtweerzeil weer aan het werk te zien. De wind komt weliswaar schuin van voren in, maar dat was gisteravond ook zo! Maar het wordt een regelrechte teleurstelling. Gisteravond stond er zeker negen knopen wind. Nu is dat hooguit vier en soms vijf. De bootsnelheid komt amper boven de twee knopen. In de verte zien we een zeilbootje. De babyblauwe rompkleur is net te onderscheiden. Net als wij heeft hij ook zijn gennaker uitstaan. “Maar hoe dan?”, vraag ik mezelf af. Lisa die het allemaal rustig observeert stelt voor om net als het blauwe bootje, ruimer te gaan varen. We varen nu al sinds ons vertrek uit Nieuwpoort op een aan de windse koers. Maar als we een ruimere koers gaan varen moeten we die extra mijlen ook weer een keertje goedmaken. En met deze miezerige wind, en met de stroom die hier in het Franse kanaal alleen maar tegen lijkt te staan, gaat de overtocht wel erg lang duren. Lisa is het er niet mee eens. De hogere snelheid die we bereiken door ruimer te gaan varen maakt de extra mijlen meer dan goed. Ik verleg de koers niet en blijf ongelovig het blauwe bootje bekijken. “Nou, dan halen we de gennaker toch gewoon weer weg?” Lisa klinkt vergevingsgezind. Ik kom meteen in actie en in mum van tijd hebben we het zeil opgeborgen en staat de motor weer aan. Het grootzeil blijft gewoon staan en klappert licht in de wind terwijl we verder varen. Het blauwe bootje ziet er vrolijk uit. In het zonnetje vaart het in een ruime boog om ons heen, de gennaker mooi vol op de boeg. Na een klein half uur zie ik een man in de kuip staan. Hij lijkt alleen te zijn. Ongelovig zet ik de motor in z’n vrij en wanneer onze boot langzaam tot stilstand komt zie ik dat de wind nu bijna van achter invalt. De windmeter geeft een kleine vijf knopen aan. Weer aan het twijfelen gebracht verruim ik de koers een aantal keren na elkaar met 10 graden. De windmeter lijkt er niet van onder de indruk, want de invallende windhoek op de meter verandert nauwelijks. Ongeduldig wil ik toch opnieuw de gennaker zetten. “Moet je niet eerst een abullie doen?”, vraagt Lisa. Lisa denkt de dingen veelal veel beter door dan ik. En vaak is het zo dat als ik iets voorstel of wil gaan ondernemen, Lisa me allerlei overwegingen voor de voeten werpt en antwoorden wil op vragen die haar op dat moment wel heel ruimhartig te binnen schieten. Moeten we niet eerst zus, of zouden we niet zo? Rationeel gezien weet ik dat Lisa daarmee de verstandigste van ons beiden is. Door eerst te denken en dan pas te doen zou ik vast veel ongemakken of fouten kunnen voorkomen. Maar meestal heb ik daar helemaal het geduld niet voor. Zeker nu niet, want het blauwe bootje vaart ons nu wel erg gemakkelijk voorbij! “Wat bedoel je met abullie?”, vraag ik mijn irritatie amper onderdrukkend. “Nou ja…”, Lisa knikt naar de schoot van het grootzeil. abullie… tabulie? “Bulentalie?”, vraag ik. “Nou ja, weet ik hoe dat ding heet…“, verontschuldigt Lisa zich. Een bulentalie is een hulplijn waarmee we het grootzeil aan een kant van de boot vastzetten, zodat de giek niet zomaar overslaat als de wind op een voor de windse koers onverwacht verandert. Maar onze windmeter toont alweer zijn vertrouwde aan de windse koers, alsof ik die zojuist niet minstens met dertig graden heb verruimd. Tegen beter weten in staat even later het lichtweerzeil weer te klapperen. De snelheid op de GPS geeft wisselende snelheden: van 1,1 tot 1,3 mijl per uur. Met de verrekijker bestudeert Lisa het blauwe bootje. Hoewel ook zonder verrekijker is te zien hoe prachtig vol de zeilen op het blauwe bootje staan. “Ik weet ook niet hoe hij dat doet!”. In Lisa’s stem hoor ik nu ook enige irritatie. Ons zeil schuurt nu niet meer bij iedere golf langs de bovenste zaling in de mast, maar toch voelt dit niet lekker. Het zeil klappert en ritselt dat het een lieve lust is. Dat kan niet goed zijn voor de levensduur. Ik probeer nog diverse koersen, maar er is gewoon te weinig wind. “Zullen we het dan toch maar weghalen?”, probeer ik uiterst voorzichtig. Lisa lijkt vanochtend onverminderd vergevingsgezind en een paar minuten later hebben we de boel alweer opgeborgen. We worden hier wel heel handig in, bedenk ik me. Even later maakt het blauwe bootje ineens een draai naar de wind toe. We zien hoe de gennaker razendsnel wordt opgerold. Dan vervolgt het bootje zijn koers op nog geen tweehonderd meter van onze boot. Hij heeft het dus ook opgegeven bedenk ik me met een gevoel van genoegen. Het komend uur varen we gelijk op met het bootje. In de verte kleuren wolken zich steeds donkerder tegen de hemel. Naarmate we verder varen voel ik hoe de wind meer aantrekt. Als ik de onzekerheid niet langer kan verdragen zet ik de gashandel weer in neutraal. De werkelijke wind loopt nu op naar zo’n 10 knopen uit de goede richting! Razendsnel laten we de gennaker weer vrij. We halen het blauwe bootje weer in. Maar daar blijft alles bij hetzelfde. Het begint te regenen en met onze voortgang lopen we steeds verder weg bij onze tegenstander. Na de bui zakt de wind weer in. Onze snelheid verdwijnt zienderogen en met een slap hangende gennaker worden we weer ingehaald. Ik wacht tot we ruim achterliggen en stel dan voor om de gennaker op te ruimen. Terwijl onze motor weer zachtjes ronkt verdwijnt onze metgezel langzaam uit zicht.
Later die dag neemt de wind wat toe. En met die paar extra knopen wind is er ook weer een zeilboot aan de horizon verschenen. De komende uren vergelijken we onze koers en snelheid met die van deze nieuwkomer. De vijf of zes opvarenden kruisen lange rakken schuin tegen de wind in met een snelheid ruim boven de onze. Ik pols of Lisa nog steeds wil kruisen. Ik zou het fijn vinden dat we de zeilen ook ’s nachts, als Lisa’s de wacht draait, kunnen laten staan. Daarom stel ik voor dat Lisa een tijdje gaat handsturen. En terwijl de andere zeilboot langzaam uit het zicht verdwijnt stuurt Lisa een paar hele lange rakken. In anderhalf uur tijd gaan we tweemaal overstag. Ik help om het voorzeil over te zetten. Als ik later onze gevaren koers bekijk op de iPad zie ik dat we naast het kruisen nog flink wat extra mijlen hebben gevaren. De koerslijn vertoont namelijk een wel erg rafelig beeld. Hoewel Lisa haar taak echt wel serieus had opgepakt wilde ze tegelijkertijd iets nuttigs te doen hebben. Ze had daarom een boek ‘op haar oren gezet’ en vermaakte zich prima tijdens het sturen. Terwijl ik de grillige koerslijn bestudeer vermoed ik dat haar boek waarschijnlijk meer aandacht had getrokken dan het sturen met de hand.
De tweede nacht staat er weliswaar weinig wind, maar we kunnen de zeilen laten staan. De motor staat bij en tijdens mijn eerste slaapbeurt lig ik te draaien, dommelen om dan weer wakker te schrikken. Als ik suffig op de afgesproken tijd mijn hoofd buiten de kajuit steek zie ik dat Lisa zich comfortabel tegen een van de kompassen heeft genesteld. Ze slaapt. Terwijl ik me bedenk hoe ik Lisa weer bij de les kan krijgen opent ze haar ogen. Alsof we zojuist nog gezellig in gesprek waren vraagt Lisa: “Heb je kunnen slapen?”. “Nee, maar jij wel!”, grap ik half verwijtend. Lisa reageert door om zich heen te kijken. Behalve het felle licht van de iPad waarmee de kuip wordt verlicht zie ik nu alleen nog maar zwart. “Ik heb de timer op mijn telefoon op 10 minuten staan. Maar de laatste keer was ik vergeten hem aan te zetten.” “Nou, lekker is dat!” Ik vraag me af of ik er meer woorden aan vuil moet maken. Alsof het niet zo erg is dat het alleen de laatste keer maar misging. Maar Lisa klinkt laconiek terwijl ze nog een keer de controles doet voordat ze de beurt aan mij overdraagt en naar beneden verdwijnt.
Ik gebruik ook de timertechniek. Tijdens mijn wachtbeurt zet ik een timer op mijn horloge. Na tien minuten begint mijn horloge te trillen en stel ik de timer direct weer in. Ik dwing mezelf om op te staan. Eerst controleer ik de wind en de stand van de zeilen en dan speur ik met de verrekijker de horizon af op zoek naar lichtjes. Op de iPad check ik de koers en controleer ik of ik boten zie die mogelijk onze koers zullen kruisen. Tenslotte ga ik weer zitten en doen mijn ogen dicht. Meestal schrik ik echter na een paar minuten alweer wakker. Dan stel ik het alarm opnieuw in, doe de controles en ga weer zitten. Maar vier uur lang in slaap vallen en weer wakker schrikken blijkt best vermoeiend. Wanneer ik na mijn tweede slaapbeurt (de zon is al op) nog suffiger ten tonele verschijn vraagt Lisa of ik nog wat langer wil blijven liggen. Ja, dat wil ik! Twee uur later voeg ik me opnieuw bij Lisa in de kuip. De wind is gedraaid en komt van achteren in. Lisa heeft de genua al ingerold. Samen hijsen we het lichtweerzeil en zo zeilen we een paar uur en langzaam zien we de kust bij Barfleur dichterbij komen. Lisa heeft daar gisteravond een ankerplek gevonden die goed beschermd lijkt tegen de harde wind uit het Zuidwesten die we de komende week om de oren zullen krijgen.
Een half uur later stuur ik met een wijde boog af op de ingang van het baaitje bij Barfleur. De stroming is hier zo sterk dat moet blijven opsturen om goed tussen de rode en groen boei uit te komen. Als ik de golven hard langs de boeien zie stromen krijg ik het Spaans benauwd. Onder water bevindt zich een cordon van rotsen en ondieptes die straks bij volledig laag water zichtbaar zullen worden. Ik houd de dieptemeter angstvallig in de gaten en probeer onze snelheid tot een minimum te beperken. Maar daar gaat het waarschijnlijk mis. Veel harder dan ik vermoeden kan drijft de boot af richting de onzichtbare rotsen. Als ik naar mijn schermpje kijk zie ik dat we inmiddels boven de ondiepte zijn beland. Dit gaat niet lukken! “We varen door!”, roep ik naar Lisa die voor op de punt staat. “Het is levensgevaarlijk!” Lisa komt half terug hollen om te zien wat er aan de hand is. “We zitten al boven op de ondiepte!”, roep ik opnieuw. Op het schermpje bij het stuur zie ik wel waar we zijn, maar ik zie niet de richting waarin we varen. De richting van pijl die de boot representeert komt helemaal niet overeen met onze bewegingen. In een oogwenk heb ik met behulp van de boegschroef en het roer de boot omgedraaid en vaar ik richting de boeien bij de uitgang. “Je gaat verkeerd!”, schreeuwt Lisa. Op het schermpje is er nog weinig gebeurd. We dobberen nog steeds boven de onzichtbare randen van het baaitje. “Je gaat verkeerd!”, gilt Lisa nu bijna. “Dat is de uitgang niet!” Voor ons zie ik een rode en groene boei. “Nee! Daar moet je naar toe!” Lisa wijst zo’n 45 graden naar links. Als ik weer naar het schermpje kijk zie ik ons dobberende bootje boven de afgrond, terwijl we bijna volgas aan de andere kant van het baaitje over de ondieptes sjeezen. Als ik opkijk in de richting die Lisa aangeeft zie ik nog twee andere boeien. Ik ben dus veel te ver omgedraaid. Ik geef het stuurwiel een zwiep naar links terwijl ik probeer ik uit te vinden hoe diep het hier is. Op het schermpje varen we onveranderd boven de ondieptes waar ik zojuist zo hard ben weggevaren, maar de dieptemeter geeft vier en een halve meter aan. Oef, we zijn gered! Even later komt bij beiden de rust weer terug. We zijn het baaitje onbeschadigd weer uitgevaren en ik heb koers gezet naar Cherbourg.
Zo, weer vol in zeil actie! Fijn dat Lisa nu ook haar 2e vaar bewijs heeft, zo vormen jullie ook op zeil gebied steeds meer een team. Laat maar komen die golf van biskaje! Vaar Wel😘