Enkele heuvels, een struik en een boom
Als we in de buurt komen van Sal, het meest noordoostelijke eiland van Kaapverdië, hebben we er zeven dagen en zeven nachten opzitten. Al die tijd hebben we alleen maar water gezien. Nou ja, we hebben een paar dolfijnen mogen begroeten en op de AIS hebben we zelfs een paar zeiljachten voorbij zien varen. Zeven dagen geleden vertrokken we vanaf het Canarische eiland La Gomera. Het is de langste oversteek die we tot nu toe hebben gedaan. Het was ook de meest relaxte oversteek met een constante lichte bries in de rug en een lekkere temperatuur. Als het op de achtste morgen licht wordt en de contouren van Sal langzaam zichtbaar worden ontwaken we uit de aangename en prikkelarme bubbel waarin de tijd even geen rol meer speelde.
Op afstand ziet Sal er kaal, droog en dor uit. We zien enkele lage en steile bergen. Op de heuvels zie ik een enkele boom of struik. Op een weg langs de zee zie ik hoe vijf of zes four-wheel drives elkaar in het stof laten bijten. Op hun deuren het bekende logo van Tui. Sal zou prima het zoveelste Canarische Eiland kunnen zijn, denk ik hardop. Omdat we liever niet in het donker willen aankomen heb ik de grote genua omgeruild voor de kleine stormfok. Maar omdat er nauwelijks meer iets over is van de passaatwind die ons hier heeft gebracht komen we niet erg hard meer vooruit. Omdat we geen van beiden iets aan de situatie veranderen duurt het nog tot laat in de ochtend voor we het anker kunnen uitgooien in de baai bij ‘Palmeira Stad’.
De op twee na grootste haven van Kaapverdië
Op Wikipedia las ik dat Palmeira de op twee na grootste haven is van Kaapverdië. Als we in de dinghy zitten om aan wal te gaan, ziet Palmeira er echter uit als een gehucht met wat vissersbootjes. Waar is dan die ‘grote’ haven? Ik tel een paar straten met wat gekleurde huisjes. Voor kademuur zie ik enkele groene barakken en een overkapping waar kinderen en volwassenen rondlopen. Ik ben wat gespannen en weet niet goed wat ik kan verwachten. Voorzichtig stuur ik tussen de bontgekleurde vissersbootjes door. Ik moet oppassen dat we niet over de lijnen varen waarmee veel bootjes aan elkaar zijn geknoopt. Als we vlakbij de kademuur zijn dringt het tot me door: nagenoeg alle mensen die ik zie zijn zwart. Hoewel ik me erop had voorbereid voel ik me ineens heel erg wit en anders. Lisa en ik zijn hier de vreemdelingen. We zijn indringers. Zullen ze ons accepteren?
Bij het trapje in de kademuur, worden we opgewacht door een groepje kinderen. Ze roepen naar ons. Dwars door elkaar heen worden aanwijzingen geroepen die we niet begrijpen. De lijn van de dinghy wordt uit Lisa’s handen gepakt. De oudste van de kinderen loopt ermee naar een paal waar ook enkele andere bijboten zijn vastgemaakt. Kan ik er op vertrouwen dat de jongens weten hoe je een goede knoop legt? Hier hebben wij het niet voor het zeggen. Zoveel is duidelijk. Als dank voor deze ongevraagde vriendelijkheid geeft Lisa twee van de jongens allebei een euro. Vanaf nu moeten we dus genoeg kleingeld in onze portemonnee hebben om voor onze dankbaarheid te betalen.
Drie vuilniszakken
Een van de jongens wijst vragend naar de drie vuilniszakken die ik al die tijd vasthoud. Lisa probeert uit te leggen dat we de vuilnis zelf willen wegbrengen. “Als ik maar weet waarnaartoe?”, Zegt ze tegen niemand in het bijzonder. Vuilnisbakken of containers zien we nergens. De nog aanwezige jongens wijzen in min of meer dezelfde richting. Enigszins bezorgd om onze dinghy laat ik me door Lisa meevoeren naar de rand van het dorp. Maar daar zijn we het spoor snel bijster. We lopen nog een tijdje heen en weer en zien dan een man lopen die een kruiwagen voortduwt. We volgen hem en komen even later terecht bij de afvalstort, net buiten het dorp.
In het midden van een groot braakliggend terrein, lijken vier gemetselde muurtjes het afval bij elkaar te moeten houden. Maar de hoeveelheid afval is daarvoor veel te groot. We kijken rond, maar kunnen niet ontdekken waar het terrein precies ophoudt. De onvermoeibare wind heeft vat op alles wat hier ligt. Vooral plastic frisdrank- en waterflessen. Overal zien we deze westerse uitvinding. Op straat, tussen de huizen, onder de struiken, op het strand en drijvend in zee. Een graatmagere hond loopt schichtig voor ons uit. In zijn bek een leeg blik. Even laat hij het blik voor zich op de grond vallen, kijkt kort om zich heen en raapt het dan voorzichtig weer op. Lisa en ik staan inmiddels bij de vier muurtjes. Ongemakkelijk gooi ik alledrie de zakken, met het zorgvuldig gescheiden afval, tegelijk bovenop de grote hoop.
Straatbarbecues op zondagavond
Van een paar medezeilers op de ankerplaats vernemen we dat het op zondagavond erg gezellig is in het Palmeira. Dan worden er op een paar plekken in de straatjes barbecues aangestoken. Iedereen kan komen genieten van Kaapverdiaanse muziek, een drankje en een hapje. We begrijpen dat je er zelfs Cachupa kunt bestellen, een typisch Kaapverdiaans gerecht. Het klinkt mij enigszins vegetarisch in de oren, maar het lijkt Lisa beter alle culinaire verwachtingen thuis te laten.
We spreken af met onze Franse buren om samen met hen een drankje te drinken in het dorp. Bij de grootste barbecue blijven we hangen en raken al snel in gesprek met nog weer andere zeilers. Op het bankje tegen de muur zit, naast een paar vriendelijke dorpsbewoners, een taxichauffeur die ook uit het dorp komt. Geanimeerd vertelt hij ons hoe mooi Sal is. Een voor een somt hij de prachtige bezienswaardigheden van zijn eiland op. Zo is daar Buracona: een baaitje met bijzonder blauw oplichtend water. En dan heb je ook nog de baai waar je tussen de citroenhaaien kunt waden. Wij spreken geen Creools of Portugees en de chauffeur spreekt helaas geen Engels, dus een echt gesprek met hem is niet eenvoudig. Van tijd tot tijd breidt ons kringetje zich uit met nieuwe tafelgenoten. Op die momenten krijgt de toch al Babylonische vrolijkheid weer een nieuwe impuls en begint de taxichauffeur onvermoeibaar de prachtige bezienswaardigheden van zijn eiland op te sommen. Zo is daar Buracona: een baaitje met bijzonder blauw oplichtend water. En dan heb je ook nog de baai waar je tussen de citroenhaaien kunt waden.
Een menukaart op dit ‘terras’ ontbreekt, maar na wat rondvragen en om ons heen kijken stellen we vast dat er keuze is tussen kippenpoten van de grill, varkensspiesjes van de grill en een niet vegetarische Cachupa. We houden het daarom maar bij een lokaal biertje. Als Lisa naar het toilet moet blijkt dat ‘het café’ waar we zitten, alleen uit ‘buiten’ bestaat. Achter de deur, in de muur naast ons, bevindt zich het woongedeelte van de eigenaar. Gelukkig mag Lisa gebruik maken van het privé toilet. Als ze even later weer terugkomt kan ik de verbazing van haar gezicht lezen. In een soort wasruimte had ze het toilet gevonden. Maar dat bleek helemaal niet te zijn aangesloten op de waterleiding. Er zaten wel gaten in de muur, maar kranen of leidingen ontbraken. Aan een grote ton met water hing een plastic maatbeker om het toilet mee door te spoelen. Ik vraag me af of de dorpsbewoners weten dat ‘hun’ toilet zo veel indruk op Lisa heeft gemaakt? Dat wij niet gewend zijn om het toilet door te spoelen met een maatbeker? Ik zet mijn gedachten stop en bestel voor de hele kring nog een Kaapverdisch biertje. Als we teruglopen naar de dinghy voel ik me licht in mijn hoofd maar ook wat hongerig.
Lokale formaliteiten
We zijn al een paar dagen op Sal als we ons gaan melden bij het plaatselijke politiebureau. Hier moeten we ons laten inklaren voor ons verblijf op de Kaapverdische eilanden. En we hebben geluk want de deur van het politiebureau staat open. We stappen een donkere ruimte binnen en direct links van ons zit in een kantoortje een agent achter een houten tafeltje. De jonge agent ziet er erg serieus uit in zijn strakke uniform. De korte mouwen zitten strak om zijn gespierde armen. Tegenover hem zit een witte man met warrig grijs krulhaar. Hij draagt een vale blouse. Het is onmiskenbaar een wereldzeiler. Iemand die de sociale normen al lang geleden naast zich neer heeft gelegd. Maar hij ontkomt niet aan de bureaucratie van het inklaren en inchecken. Geduldig blijven Lisa en ik in het gangetje wachten totdat de zeiler aan alle lokale formaliteiten heeft voldaan en hij zijn vrije leven weer mag voortzetten. Als hij opstaat schuifelen Lisa en ik hoopvol naar voren. De agent maakt een uitnodigend gebaar naar de stoel voor hem. Ik overhandig hem een blauw plastic mapje met daarin onze scheepspapieren. Binnen tien minuten hebben we al een flink aantal formulieren ingevuld. De agent pakt ons blauwe pastic mapje van tafel en legt het achteloos in de archiefkast achter zich. Ongelovig kijk ik hoe hij de deur van de kast weer achteloos dicht doet. Maar zonder onze papieren kunnen we geen kant op. Wat als hij onze papieren kwijtraakt?
Een baai met bijzonder blauw oplichtend water
Even later staan we weer in het felle zonlicht. Onze fietsen die we naast het politiebureau op slot hadden gezet worden aan ons zicht onttrokken. Een groepje jongeren in schooluniform staat in een halve cirkel om onze fietsen heen. Enigszins beschaamd probeer ik me een weg te verschaffen naar mijn fonkelnieuwe mountainbike. Waarom heeft die ook zo’n opzichtig felblauwe kleur? Een jongen steekt zijn duim omhoog en kijkt bewonderend naar mijn fiets. Ik weet oprecht niet hoe ik reageren moet. Iedereen lijkt hier erg arm. De auto van de gespierde agent is een van de weinige in het dorp en bijna niemand rijdt hier op een fiets. Zou ik deze jongen, die zo oprecht zijn bewondering heeft geuit, moeten aanbieden om een rondje te rijden op mijn fiets? Ik doe het niet. Ik geef hem mijn onhandige glimlach als dank.
Even later stuiteren Lisa en ik over het kustpad naar Buracona. We willen graag met eigen ogen het baaitje zien met het bijzondere blauw oplichtende water. Het is slechts elf kilometer en dat is een prima afstand voor op fiets. Onderweg worden we ingehaald door diverse pick-ups van Tui. Het pad is kurkdroog en soms moeten we afstappen om niet compleet gezandstraald te worden. Als we aankomen bij een terrein dat is omheind met rieten matten verraden een stuk of tien geparkeerde pick-ups en personenbusjes dat we op onze bestemming moeten zijn aangekomen. Bij het vastzetten van onze fietsen komt een drietal jongens, dat ons heeft staan observeren bij de ingang van het gebouw, naar ons toe gelopen. Een van hen steekt zijn hand uit en zegt iets in het Creools. Ik versta niet wat hij zegt, maar voel op mijn klompen aan dat hij vraagt om geld. Lisa maakt al een beweging naar het tasje op haar buik, maar ik antwoord de jongen resoluut: “No!” Hij kijkt me ongelovig aan. Hij verandert van strategie. Hij wrijft over zijn buik en kijkt daarbij alsof hij al dagen niet gegeten heeft. Ik trek Lisa mee en probeer me af te sluiten voor het appèl dat hij en de twee anderen op ons doen. De jongens lopen op blote voeten en zien er zeker niet weldoorvoed uit. Ik baal van de situatie.
Nadat we voor de toegang hebben betaalt komen we in een grote hal met diverse souvenirs. Uit hout gesneden olifantjes, blikken trommels, lavastenen, sierraden en t-shirts met Kaapverdische kleuren. Ik twijfel of we wel op de juiste plaats zijn. Ik had een natuurlijke omgeving verwacht. De route voert ons verder naar een groot afhaalrestaurant en dan zie ik weer buitenlucht. Rondom een natuurlijke baai, die in verbinding staat met de zee, lopen, liggen en staan een stuk of tien mensen. Enkele bezoekers zwemmen in het water van de baai en worden gadegeslagen door een heuse Baywatch met bijpassende rode zwembroek. En ineens herken ik de vormen van de baai. Dit is de baai met het bijzonder blauw oplichtende water, maar dan zonder het blauw oplichtende water. Het valt ook niemand te verwijten. Het is inmiddels volledig bewolkt en het water in de baai heeft een sombere grauwe kleur. Op foto’s op de informatieborden rondom de baai zien we echter wel het bijzonder blauw oplichtende water. Als we een uurtje later weer op de fiets zitten worden we ingehaald door een pick-up. Happend naar stof en met mijn ogen tot spleetjes geknepen herken ik achterop de drie hongerige jongens. Dit moet hun wraak zijn, denk ik onwillekeurig.
We schuiven een eiland op
Een paar dagen na onze aankomst op Sal zeilen Lisa en ik verder zuidwaarts naar het volgende eiland Boa Vista. We slaan Santa Maria op de zuidpunt van Sal over. Het stadje is volledig gericht op de watersport-, strand- en uitgaanstoeristen en we verwachten niet dat we er iets van onze gading zullen vinden. Bovendien komen over een paar dagen onze meezeil-gasten aan op Boa Vista. We ankeren bij het stadje Sal Rei, achter het kleine eilandje Ilhéu de Sal Rei dat ons moet beschermen tegen de deining en wind uit het noordoosten.
Als we aankomen maakt de prachtige grote baai tussen het eilandje en de hoofdstad Sal Rei een vriendelijke en Caraïbische indruk op ons. De lucht is blauw, het water kristalhelder en de stranden parelwit. Met onze dinghy varen we de brede strook tussen de eilanden over om ons te laten inchecken bij de politie. Maar we hebben allebei een bezwaard gemoed. Voor vertrek van Sal hebben we ons op het politiebureau netjes uitgecheckt. Ons blauwe plastic mapje met bootpapieren werd opgediept uit de archiefkast en weer aan ons meegegeven. Sindsdien is het mapje spoorloos. Lisa wist zeker dat ik het mapje had opgeborgen, maar ik dacht dat het Lisa was. Enfin, de zoektocht naar het mapje nam bijna de hele dag in beslag. We hadden de boot volledig op zijn kop gezet maar het blauwe mapje kwam niet meer tevoorschijn.
Wachten op het bureau
Lisa en ik melden ons in de hal bij het politiebureau. In ons beste Spaans leggen we uit dat we willen inchecken, maar dat onze papieren zoek zijn. De beambte achter de balie loopt even weg en komt ons dan vertellen dat we over anderhalf uur terug moeten komen, zonder uit te leggen waarom precies. Lisa, die voor de zekerheid haar renkleren had aangetrokken, ziet haar kans schoon en verkent rennend de omgeving. Ik doe hetzelfde maar dan wandelend en op mijn gemak.
Ik zorg dat ik ruim voor de afgesproken tijd weer bij het politiebureau ben. Ik ga zitten bovenaan de stoffige trap voor het politiebureau. Zo kan ik Lisa zien aankomen. Voor me op straat liggen twee honden, uitgeput in de snikhete zon. Alsof een van de honden mijn gedachten kan lezen komt hij moeizaam overeind en sloft naar een kleine auto een paar meter verderop. De hond wurmt zich krachteloos onder de lage auto, strekt zijn spichtige lijf en valt uitgeput weer in slaap. Dan komt ook hond twee langzaam in beweging. De plek onder de auto blijkt al bezet. Heel even lijkt de hond zich te bedenken maar laat zich dan theatraal vallen naast de auto. Zijn lijf in de schaduw, zijn kop in de volle zon.
Dan wordt ik geroepen. Met een ongeduldige blik staat Lisa achter me in de deuropening van het Politiebureau. “Ben je hier al lang?” Ze klinkt verwijtend. Lisa zit al tien minuten binnen op me te wachten. Ik loop met haar mee. We nemen plaats op een houten bankje in een nis van de ontvangsthal. Na een tijdje komt een agent ons vertellen dat we vanmiddag maar moeten terugkomen. De maritieme beambte die zich over onze zaak zal buigen is pas om vier uur op het bureau. Geërgerd loop ik achter Lisa aan weer naar buiten. We doen wat boodschappen, bezoeken een overdekte groente- en fruitmarkt en drinken een glas cola op een terras. Als we net voor vier uur aankomen bij het politiebureau is de bestelauto vertrokken. De honden zie ik nergens.
De beambte vertelt ons dat de betreffende agent nog bezig is met een belangrijke zaak. We zullen dus nog even geduld moeten hebben. Eindelijk komt om half vijf een jonge slanke en gespierde agent de ontvangsthal ingelopen. Een man die aan de andere kant van de ontvangsthal stond te wachten mag met de agent meelopen. Als de agent voor hem de trap oploopt gebaart hij ons om hem ook te volgen. De andere man is een zeiler. Dat zie ik direct. In zijn rechterhand houdt hij een plastic mapje met papieren. Hij wel, denk ik somber.
Vanaf de gang zien we hoe gesmeerd het inchecken kan gaan. De zeiler overhandigt de agent enkele geplastificeerde en belangrijk uitziende documenten. Er volgen nog wat stempels op papieren en is het gebeurd en zijn wij aan de beurt. Onhandig struikelend over onze woorden leggen we uit dat we onze papieren kwijt zijn geraakt. We hebben wel digitale kopieën, maar we willen aangifte doen van verlies. Want, zo leggen we de agent uit, we zijn bang dat we anders problemen zullen krijgen op het vervolg van onze reis. De knappe agent vindt het blijkbaar een grote grap, want hij lacht hartelijk. Hij vertelt ons uit dat er in het dorp een bibliotheek is. Lisa en ik kijken elkaar aan. De agent pakt zijn mobieltje en vertelt dat hij zijn collega in Palmeira zal bellen om te vragen of onze papieren daar misschien gevonden zijn. Uit flarden van het gesprek dat volgt maak ik op dat zijn collega zich ons nog kan herinneren. Maar ik kan niet inschatten of dat onze zaak goed zal doen.
Lisa die waarschijnlijk ook niet goed weet hoe we ons hier uit kunnen redden gooit het over een andere boeg. Terwijl de agent de telefoon nog tegen zijn oor houdt vraagt Lisa hem of hij van Boa Vista ‘is’. De agent, die blijkbaar ook twee dingen tegelijk kan, begint te vertellen dat hij nog maar kort woont op Boa Vista. Hij en zijn familie komen van Santo Antão. Hij woont met zijn vrouw en tweejarig dochtertje in Sal Rei. Als hij even later het telefoongesprek beëindigt laat hij ons op zijn mobieltje foto’s zien van zijn dochtertje. Het vrolijke meisje heeft duidelijk zijn hart gestolen. We komen te weten dat hij gek is op voetbal en we leren veel over de inhoud van zijn interessante werk. En passant horen we dat onze bootpapieren in Sal Rei niet gevonden zijn. Maar een aangifte van vermissing vindt de agent blijkbaar niet nodig want hij staat op en vraagt ons met hem mee te gaan naar de bibliotheek. Bevreemd volgen Lisa en ik hem naar buiten.
Onderweg wordt de agent her en der begroet. Soms stopt hij even om op zijn gemak een praatje te maken. Hoewel de agent dus pas kort woont in Sal Rei, lijkt het wel of hij iedereen kent. Als we bij zijn bibliotheek aankomen vallen de gelijkenissen met een copyshop op. De ruimte staat vol met kopieermachines en stapels papier. Meerdere dames in een wit uniform lopen druk heen en weer. Aan onze kant van de toonbank is het ook een drukte van belang. Maar niet iedereen lijkt op zijn beurt te wachten of is gekomen om te worden geholpen. De winkel heeft meer weg van een ontmoetingsplaats.
De agent doet voor ons het woord. Hij heeft maar weinig woorden nodig om de dame achter de toonbank uit te leggen wat ze moet doen. En dat komt goed uit want de agent moet nog met zoveel mensen praten. Als we even later weer op straat staan hebben we van onze belangrijkste bootpapieren weer een kleurenkopie. De agent heeft een paar kopieën achtergehouden om op het bureau de incheck af te kunnen ronden. Omdat we hebben laten vallen dat we overwegen een auto te huren laat hij ons, eerst nog even zien waar hij woont en brengt ons tenslotte naar een autoverhuurbedrijf.
Een natte start voor onze gasten
Als we de volgende dag wakker worden is de wind terug van weggeweest. Met de dinghy haal ik, één voor één, onze nieuwe gasten op uit Sal Rei. Terwijl ik met Roger over een wilde baai terug naar de Marín stuiter zie ik hoe de opspattende golven over de rand van de dinghy stromen. Enigszins beschaamd voor deze natte ontvangst wijs ik Roger op zijn koffer die nu al in een flinke laag zeewater staat. Gelukkig treffen we het wederom goed met onze nieuwe gasten. Ook onderling blijken Roger en Jolanda het goed te kunnen vinden. De komende twaalf dagen gaan we samen de noordelijke Kaapverdische Eilanden verkennen. Morgen starten we met een proeftocht waarbij we de zeebenen van onze gasten mooi kunnen ‘testen’. Ons doel is de prachtige en verstilde zuidkust van Boa Vista.
We verlaten de ankerplek onder Ilhéu de Sal Rei met een flink windje pal in de rug. Als een ‘Zeeuws meisje’, dat wil zeggen met aan elke zijde van de boot een zeil, surfen we met een flink vaartje van de achterop komende golven. We ruimen de ronding van het zuidwesten op grote afstand. Op onze digitale kaart zien we slechts dat de diepte hier minder dan 200 meter bedraagt. De laatste acht mijl moeten we stevig aan de wind. Het duurt dan ook nog even voor we de afstand hebben overbrugd en aankomen bij de ankerplek. Als we de zeilen hebben opgedoekt zien we hoe ijverige golven uiteen spatten op de pikzwarte rotsen vlakbij onze boot. Verderop een kilometers lang parelwit strand. Dit is het paradijs!
Behalve onszelf, zien we verder niemand om van dit stukje natuurschoon te genieten. Er is niets op de zuidkust van dit eiland, helemaal niets. Toch is er wel één klein minpuntje dat moeilijk over het hoofd kan worden gezien. Midden op het strand en in de duinen daarachter staat een groot half afgebouwd betonnen hotelcomplex. Die avond fantaseren we met elkaar ons eigen verhaal over het hotel. Over hoe de beoogde oase van luxe en ontspanning is verworden tot het spookachtige silhouet op het verlaten strand achter ons.
Een stuk of dertig Nederlandse touroperators
De volgende ochtend staan we klaar om met de dinghy naar het strand te gaan. Lisa die nog een rugzak mee wil nemen houdt ineens een blauw plastic mapje met bootpapieren omhoog. Ze kijkt me onderzoekend aan. “Jij had deze tas toch doorzocht?” Ik zeg niets. Volgens mij had Lisa dat gedaan.
Als we eenmaal in de dinghy zitten leg ik uit dat de stevige branding ons wel eens, met boot en al, op het strand zou kunnen katapulteren. Maar we timen onze landing goed en alles verloopt zoals het hoort. We laten de bijboot achter op het grote lege zandstrand. Slechts op steenworp afstand van het grote ontsierende betonnen gevaarte. Van zo dichtbij lijkt het ook wel of iedere intentie ontbreekt om het hotelcomplex ooit nog af te maken. Nergens zijn werklui of machines te ontdekken.
(Later horen we van een lokale gids dat er regelmatig drugsgeld gebruikt wordt voor grote en onnodige bouwprojecten. Hij legt uit dat het een manier is om geld wit te wassen. Als het duidelijk wordt dat het niet ‘zuivere’ praktijken zijn wordt de bouw stil gelegd. Het bruikbare materiaal wordt vaak uit de complexen gesloopt en dan is het project overgeleverd aan de tand des tijds.)
Jolanda en Roger hebben besloten te gaan wandelen en Lisa en ik rennen de andere kant op. Na een uur ontmoeten we elkaar weer aan een van de vier tafeltjes bij de kleine strandtent. Jolanda en Roger zitten al te wachten en kijken naar de enige zeilboot voor hen op de ankerplaats. Als we even later alle vier aan een cola zitten komt een grote stoet met pick-ups de grote open zandplaats oprijden. De gasten snellen zich onze kant op. Ze nemen plaats op de weinige stoelen onder de parasols en op de betonnen rand vlak naast ons tafeltje. Het is duidelijk een groep die bij elkaar hoort. Het zijn voornamelijk dames en ik tel er zeker dertig. We raken aan de praat met enkele van hen. Het blijken allemaal Nederlandse touroperators te zijn, die op uitnodiging van Tui, hier op Boa Vista een verkenning maken. Het feit dat wij al een flink stuk van de wereld zijn overgevaren met onze zeilboot, en nu met twee gasten de eilanden verkennen, klinkt voor een aantal dames duidelijk interessanter dan de verkennende reis die ze nu zelf aan het maken zijn.
0 reacties