Op zaterdag wakkert de storm nog verder aan. Ook achter de camper is het niet meer aangenaam om buiten te zitten. Ondanks de wind is het een drukte van belang bij Cap de Sant Antoni. De hele dag door komen auto’s en campers de parkeerplaats oprijden. Van achter mijn raampjes zie ik ze komen, en de meeste ook snel weer verdwijnen. In jassen, met capuchons over hun hoofden getrokken, lopen de meeste mensen even snel het pad op naar beneden, maken een paar foto’s van de haven, de bergen, de zee en zichzelf en haasten zich dan weer terug naar de auto om ergens anders naar toe te gaan. Een plaats waar het hopelijk minder hard zal waaien.
Hoewel er meer dan genoeg ruimte op de parkeerplaats is, heeft zojuist iemand zijn camper pal naast de mijne geparkeerd. Op minder dan een meter afstand maakt een complete familie van drie generaties ordinair ruzie met elkaar. Er wordt geschreeuwd en ik zie, angstaanjagend dichtbij, grote armgebaren achter de ramen. Ik versta maar weinig, maar vang van tijd tot tijd enkele ‘palabrotas’ (scheldwoorden) op die ze elkaar toewerpen. Even kruisen mijn blikken en die van mijn nieuwe buurman elkaar. Ik hang snel wat sportkleren voor de raampjes tussen mij en mijn vrijpostige buren. Net voordat ik hen en mezelf volledig het zicht heb ontnomen zie ik dat de vrouw des campers mijn werk overbodig heeft gemaakt. Ze is bezig de camper te blinderen en schuift voor elk raam de zonnewering omlaag. Ik zie hoe de deur opengaat en de familie de storm binnenin de camper inwisselt voor de storm daarbuiten. Als laatste komt de vrouw naar buiten. Ze wurmt zich tussen onze campers door en voegt zich bij de rest van het gezin. Twee handen sluiten de plastic camperdeur zorgvuldig af met een extra zwaar anti-inbraakslot waarmee mijn privacy, voor dit moment, veilig is gesteld.
Als ik later die middag mijn sportkleren voor de ramen weghaal, omdat ik op het punt sta te gaan rennen, zie ik dat de belendende camper alweer vredig is vertrokken. In elk geval heb ik er niets van meegekregen. Het is nog steeds volop zonnig als ik me in mijn sportkloffie in de richting van de imposante berg ‘El Montgó’ begeef. Ik ren tegen de harde wind in en heb nu al de voorpret als ik denk aan de terugweg wanneer ik de wind in de rug zal hebben. Maar er valt meer te genieten! Bij iedere bocht langs de kust doet zich wel weer een ander fotogeniek vergezicht voor. Ook hier zie ik verlaten ruïnes met de meest fantastische uitzichten, en mijn fantasie gaat weer vrolijk met me aan de haal. Nadat Lisa en ik een kennismakingsvideo hadden opgestuurd, voor de tweede wervingsronde van ‘het Spaanse dorp’, kregen we een afwijzing per mail. Er was geen toelichting, maar wel een kort bedankje. Lisa was teleurgesteld. En eerlijk gezegd was ik dat ook. Ik denk dat het een enorme kans was geweest om onze ideeën en dromen in korte tijd een boost te kunnen geven. Met de extra druk van de televisieopnames was er vast veel mogelijk in korte tijd. In gedachten zie ik de ruïnes voor me transformeren in kleine paradijsjes.
Terug op de parkeerplaats, bij mijn eigen roestige paradijsje, zie ik een enorme toeringcar die zojuist tientallen 50-plussers heeft afgezet. Terwijl zij, kwebbelend en met wapperende jassen, het pad naar beneden oplopen, zet de bus zich langzaam weer in beweging. Tien minuten later, ik ben inmiddels weer fris en fruitig van het douchen, staat de bus in omgekeerde richting bij de parkeerplaats en haasten de eerste wandelaars zich alweer naar binnen.
Als ik ‘s avonds koffie wil gaan zetten zijn de laatste dagjesmensen alweer enige tijd geleden vertrokken. Ik ben de ‘laatste der toeristen’ die boven op de klif de storm trotseert. Het waait nu zo hard dat de pitten van het gasfornuis voortdurend uitwaaien. Van water koken komt nu niets terecht. Terwijl Lisa en ik aan de telefoon onze dag doorspreken, kruip ik door de bus om alle mogelijke kieren af te plakken met duck-tape. Het helpt voldoende om koffie te kunnen zetten, maar de tocht blijft onaangenaam naar binnen komen. Voordat ik het bed ga klaarmaken om te slapen parkeer ik de bus zo, dat deze met de voorkant in de wind staat, en dat helpt een stuk beter. Toch slaap ik heel onrustig, de bus schommelt van de ene naar de andere kant en de vering kraakt er luidruchtig op los.
De volgende ochtend ben ik het helemaal zat. Ook vandaag zal het blijven stormen en ik kan niet bedenken hoe het hier vandaag nog gezellig kan worden. Ik maak de boel aan kant. Enigszins gehaast rijd ik even later de berg af naar Dénia. Het is een erg smalle en bochtige bergweg, maar het is rustig en ik kom niemand tegen. Net voorbij een bocht ligt midden op de weg een kapotte vrachtwagenband. Ik denk amper na, stop de bus en stap uit. Terwijl ik de band in de berm gooi zie ik achter me een auto de bocht omkomen. Gehaast spring ik weer achter het stuur en maak me uit de voeten. Gelukkig heeft deze automobilist vandaag geen haast. Ik kom er met de schrik vanaf.
In Dénia rijd ik de bus rechtstreeks naar de straat waar ik vóór het weekend ook al heb gestaan: de straat net buiten de woonwijk. Ik parkeer wederom achter de struiken, maar het waait nog zo hard dat ik noodgedwongen binnenblijf. Ik ben niet in stemming. De rest van de dag blijf ik binnen en werk mijn reisverslag bij. Tegen het einde van de middag ben ik daarmee klaar en ga ik naar buiten om een stukje te wandelen. Het is nog steeds zonnig, de wind is eindelijk wat afgenomen en met mijn winterjas aan is het eigenlijk redelijk te doen. Een vriend in Nederland is jarig, en ik wil een videootje maken om hem te feliciteren. Weggedoken in de capuchon van mijn jas probeer ik een vrolijke noot aan te slaan, maar de eerste twee pogingen sneuvelen als gevolg van overmatige zelfkritiek. Als Lisa even later belt zijn de rapen natuurlijk gaar. Ik gooi al mijn frustraties eruit: het alleen zijn, de Spaanse juf, de storm, het ontroerend goed dat zich niet laat vinden… en Lisa? Die probeert mij de wereld weer wat positiever te laten zien. ‘s Avonds doe ik mijn best en ben ik druk bezig met het Spaanse huiswerk.
Ik sta maandagochtend gelukkig weer wat beter op. Ruim een uur voordat de wekker gaat kom ik uit bed en zo heb ik nog wat extra tijd over om nog wat meer Spaans te oefenen. De belangrijkste reden dat ik nog een aantal weken in Spanje ben gebleven is om me een betere basis in het Spaans te verwerven. Dat komt Lisa en mij straks allebei ten goede. Deze gedachte steunt mij, want hoewel ik het niet erg fijn vind in mijn eentje, heb ik nu een goede reden om niet te willen zeuren. De wind is zowaar in het niets verdwenen en de zon schijnt uitbundig als ik naar school loop. Ik verheug me op een week vol met gestructureerde dagen. Elke schooldag heeft een vast programma en de vrije momenten kan ik indelen met terugkerende dagelijkse activiteiten, zoals boodschappen doen, rennen, de was en het wegbrengen van het gesorteerde vuilnis.
Op de taalschool wacht me een verassing: Lucia is er niet en we hebben deze week les van Beatrice. Ik mag Beatrice erg graag, ze is grappig, vrolijk en de lessen met haar vliegen voorbij. Er zijn twee extra studenten deze week, zodat ons klasje nu bestaat uit zes studenten. De ruimte bevat weliswaar acht tafeltjes en stoeltjes, maar met zoveel studenten zit je ongeveer bij elkaar op schoot. Carlo zit achter me. We kennen Carlo als de helft van het echtpaar waar we voor kerst al vaker meer hebben staan praten. Ze wonen in Jávea boven de haven, waar de huizen al snel meer dan een miljoen waard zijn, aldus Carlo. Inmiddels hebben ze al meerdere huizen in de omgeving gekocht, op laten knappen en weer verkocht. Een verdienmodel wat mij wel wat lijkt. We wilden met ze afspreken voor een kopje koffie, maar het is er niet van gekomen. We hebben ze meerdere appjes gestuurd en uiteindelijk hebben we het er bij laten zitten. Met Carlo in de les ben ik niet meer de enige man in de Spaanse les. Ik vind het gezellig en van tijd tot tijd kletsen we, tegen de regels in, even lekker in het Nederlands.
Rond kwart over één loop ik, na de les, toch weer met een onbestemd gevoel de straat op. Maar zodra ik de zon in loop verdwijnt dat gevoel gelukkig weer. Ik koop een zakje stokbroodjes bij de eerste de beste supermarkt en loop even verder bij de ‘Chinees’ naar binnen. Ik vraag aan de man achter de kassa of ze ‘gommas de borrar’ hebben. De ‘Chinees’ hier in Spanje is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Action in Nederland. Ze verkopen werkelijk alles: naaigaren, kleren, pannen, souveniers, en dus ook ‘gommas de borrar’, ofwel vlakgummetjes. Helaas heb ik geen ‘metálico’ bij me. Ik mag alleen betalen met mijn betaalkaart als ik minimaal zes euro uitgeef. Ik heb verder niets nodig, ik vertel dat ik later wel terug zal komen. Buiten op straat moet ik even om mezelf lachen. In mijn gefrustreerde bui van gisteren lukte het me amper om de bus uit te komen. Nu geniet ik van de kleine gesprekjes met de winkelbediendes. Is dat een keuze?
Trots op mezelf loop ik verder en als ik bijna bij de camper ben zie ik dat er vlak bij de bus een bankje staat. In dit deel van Spanje staan nagenoeg alle bankjes met hun rugleuning naar de zon. Het is voor mij een raadsel waarom dat is, want in deze tijd van het jaar is het toch heerlijk om in de zon te kunnen zitten? Gelukkig heb ik hier met een van de weinige uitzonderingen te maken. Het bankje bij onze bus staat op het zuidwesten en kijkt uit op een grote Lidl. Ik ga erop zitten en kom er twee uur lang niet meer af. Heerlijk genietend van de zon zit ik eerst met Lisa en daarna ook nog met Marijne te appen. Na een tijdje komt een ouder echtpaar in mijn richting lopen. Ik maak ruimte om ze erbij te laten. Eenmaal op het bankje begint de vrouw te rommelen in haar boodschappenwagentje. Er komt een ronde plastic doos met ronde party-zoutjes tevoorschijn. Ze geeft haar man er wat en biedt mij dan ook wat aan. Ze houdt de doos voor me en uit beleefdheid pak ik er eentje uit de doos. Maar dat voldoet geenszins aan haar Spaanse verwachtingen. Ze zegt meermaals ‘coge!’ en schudt vervolgens de doos bijna halfleeg in mijn handen die ik op de valreep wijd open om te voorkomen dat alles op de grond valt. Ik kende het werkwoord ‘coger’ al wel, maar op deze manier krijgt het weer een nieuwe betekenis. En zo zitten we met z’n drieën op het bankje zoutjes te eten. Hoewel de zoutjes mij prima smaken past het niet in mijn planning voor vanmiddag. Ik heb nog een vers stokbroodje én ik wil nog rennen.
De dame in kwestie is redelijk van deze tijd want ze is druk bezig met haar mobiel. Ik eet door en ga weer verder met mijn appjes. Ik bedenk dat haar man misschien een beroerte heeft gehad, want hij houdt zijn hoofd schuin en lijkt niet te kunnen praten. Af en toe helpt de vrouw hem bij het drinken uit een meegenomen flesje water. Het lijkt alsof ze hun ‘reisje’ goed heeft voorbereid. Als ik merk dat ze aanstalten maken om weg te gaan knoop ik een praatje met ze aan. Ik vraag of ze in Dénia wonen, waar dan en hoelang al. Dan wil ik weten of vaker gaan wandelen en dan zoutjes eten op een bankje. Op haar beurt informeert de vrouw vriendelijk waar ik vandaan kom, waar ik woon en hoe lang ik dan al in Spanje ben. Als ik haar vertel dat ik in de grijze bus naast ons bankje woon, laat ze weten dat ze helemaal weg is van de bus. Ik wil haar nog wel meer vertellen, maar ons gesprekje zit erop. Ze zeggen allebei vriendelijk gedag en wandelen stapvoets in de richting van waar ik hun huis vermoed.
Ik blijf alleen achter op het bankje en bel uitgebreid met Marijne. We brengen elkaar uitvoerig op de hoogte van onze bezigheden van de afgelopen week. Ze gaat nog steeds superlekker. Ze heeft bedacht dat ze ons alle drie wel kan inschrijven voor ‘Mud masters’, een 11 kilometer lange ren, waarbij onderweg allerlei hindernissen genomen moeten worden. Ik ben erg onder de indruk van de discipline die Marijne heeft gevonden om in weer of wind haar ren-training uit te voeren. Ze is nu klaar met de training en heeft in ‘Mud masters’ weer een nieuwe uitdaging gevonden. Even later ren ik opgewekt door Dénia. Pas op de terugweg merk ik dat ik, voor mijn doen, erg hard loop. Onbewust ben ik al aan de training voor Mud Masters begonnen. Oeps, dat gaan mijn spieren en ik de rest van de week bezuren.
Als Lisa belt hebben we gelukkig een heel ander gesprek dan gisteravond. Lisa gaat naar haar moeder en we bedenken samen wat ze haar gaat vertellen. Lisa heeft haar moeder nog steeds niets verteld over onze buitenlandplannen. We schatten in dat ze het heel naar zou vinden als Lisa en ik naar Spanje zouden verhuizen en daarmee verschuift het gesprek hierover steeds weer naar een later moment. Om 22:30 uur kruip ik onder de wol. Ik probeer nog wat huisjes te bekijken op mijn mobiel, maar ik kan mijn ogen niet meer openhouden. Een tijdje later belt Lisa me wakker. Ze is inmiddels bij haar moeder geweest en wil me hier graag over vertellen. “Als je weer in Nederland bent heb je misschien wel tijd om een schuur voor haar te bouwen.” Na het telefoontje kom ik niet meer in slaap. Om half drie hoor ik twee of drie jongens die overduidelijk te veel hebben gedronken. Een tel later hoor ik hoe ze onze fietsen proberen los te maken. Ik stoot, zeer luid, het zeer internationale “Heeeéé!!” uit, maar na een pauze van amper een seconde gaan ze hoorbaar door met hun poging. Ik spring uit bed en hoor ze dan weglopen. Met mijn telefoon klaar om een foto te kunnen maken sta ik voor het badkamerraam, maar er is niemand meer te zien. Ondanks dat ik niets meer hoor blijf ik nog een hele poos wachten met mijn camera in de aanslag. Ik verwacht eigenlijk dat ze nog zullen terugkomen, maar het blijft stil en er komt niemand meer die nacht. Als de wekker gaat voel ik me doodmoe.
De afgelopen twee nachten waren erg koud, minder dan 4 graden, maar vandaag is het wederom een prachtige dag. Als ik na de lunch, met mijn huiswerk onder mijn arm, de bus uitstap, blijkt ‘mijn’ bankje in bezit genomen door twee mannen die er aan hún lunch begonnen zijn. Wat ze eten zie ik niet, wel waar ze het mee wegspoelen. Voor de twee mannen, op de grond, staan enkele halve liter bierblikken. Ik herinner me hoe gisteren, toen ik naast de man en vrouw op hetzelfde bankje mijn zoutjes zat weg te werken, vlakbij een man rustig op zijn geparkeerde scooter zat. Naast de scooter stonden twee six-packs met halve liters bier op de grond, die hij waarschijnlijk net had gekocht bij de Lidl. De man dronk, op zijn gemak genietend, de eerste van de twaalf halve liters, voordat hij de rest van de blikken onder het zadel van zijn scooter verborg. Het lege bierblik kneep hij zorgvuldig fijn en stopte het in een vakje bij het stuur. Ik was trots en beduusd tegelijk! Hij gooide zijn afval niet op straat, wat ik zoveel anderen wel zo vaak zie doen. Deze man nam zijn afval mee naar huis. Ik stelde me zo voor dat hij iedere week even langs de Lidl reed voor zijn halve liters. Het vakje bij het stuur van zijn scooter zou aan het einde van de week helemaal vol zitten met platgedrukte blikjes. Zou zijn vrouw daar dan een keer vol verontwaardiging achter komen? Tja, en tegelijkertijd reed dezelfde man even later wel weer op zijn scooter dwars door het drukke verkeer van Dénia, met een halve liter bier achter de kiezen.
Wat de mannen op ‘mijn’ bankje na hun lunch gaan doen zal ik niet weten. Ik ben al onderweg naar een ander bankje in de zon, twee straten verder. Als ik daar aankom zijn twee jongens me net voor. Samen nemen ze het bankje in bezit. Zonder me te ergeren loop ik een heel blok om en ga vlak bij een drukke straat op een bankje mijn huiswerk zitten doen. De zon schijnt uitbundig en ik begin het warmer en warmer te krijgen. Na een uurtje ben ik zo klam van het zweet dat ik mezelf begin te ruiken. Ik loop weer terug naar de camper om af te koelen. Als ik daar aankom staan twee lege bierblikken eenzaam voor het bankje. Ik breng ze naar de afvalbak een eindje verderop en ga nog wat zitten lezen. Om 17.30 uur vertrek ik hongerig en dorstig naar binnen. ‘Mijn’ bankje is alweer snel bezet. Vier zeer luidruchtige jongeren herinneren me aan de afgelopen nacht. Om 20.00 uur (de jongens zijn alleen maar luidruchtiger geworden) rijd ik de camper naar een straatje naast de haven. Het is een bekende plek waar Lisa en ik al een aantal nachten hebben gestaan. Ook toen is geprobeerd de fietsen van de camper te halen en ik rijd nu helemaal door naar het einde van de doodlopende straat. Voorlopig lijkt het te helpen want ik slaap een heerlijk rustige nacht.
De volgende middag, na school, biedt Carlo me een lift aan terug naar de haven. Hij is vandaag op zijn scooter en heeft vanochtend, op weg naar de taalschool, mijn camper zien staan in de haven. Met een veel te krappe helm op mijn hoofd zit ik even later achterop zijn 128 cc. scooter. In Spanje mag iedereen met een geldig autorijbewijs rijden op zo’n lichte motor of scooter. Het verklaart de grote hoeveelheid scooters in Spanje. Carlo is wat mij betreft al helemaal ingeburgerd. Hij rijdt stevig door en gooit zijn scooter in elk vrij ‘gaatje’ dat hij ziet op de weg. Als Carlo me heeft afgezet staan we nog een hele poos te praten. Carlo is na zijn studie en zijn eerste baantjes als advocaat en als schrijver van commentaren in tijdschriften ‘ontdekt’ door het bedrijfsleven. Zo werd hij onbedoeld, een voor Nederlandse begrippen heel jonge directeur van een bloeiend bedrijf. Het heeft hem geen windeieren gelegd. Hij woonde in die tijd in Amsterdam op een woonboot en is nog steeds verzot op boten. Dat hij kijk heeft op boten blijkt wel als hij zonder aarzelen de merken en types van de boten achter ons opsomt. Carlo is vastbesloten om op een boot te gaan wonen, zodra die gelegenheid zich voordoet.
Als Carlo is vertrokken en ik een broodje heb gegeten probeer ik half zittend en half hangend tussen de brekers, de grote rotsblokken naast de haven, mijn Spaanse huiswerk te doen. Een drietal dames blijft een flink poosje staan en ze willen weten wie ik ben en wat ik in Dénia kom doen. Een van de drie vriendinnen is Nederlandse. Ze moppert in het Nederlands tegen me dat ze niet snapt waarom de Spaanse vriendin, die nog vrolijk door kwettert, zo openhartig is tegen me. Ik reageer dat ik zo’n spontaan gesprekje nu juist zo leuk vind. En dan begint de Spaanse me zowaar een Spaanse les te lezen. Goed bedoeld heb ik het werkwoord ‘charlar’ gebruikt, wat zoveel wil zeggen als kletsen. Maar dat was toch in het geheel niet wat we aan het doen waren? De Spaanse kijkt me quasiboos aan. Ik ben vertwijfeld, maar leer wederom een praktijkles. Charlar kan dus ook verkeerd worden opgevat. We ‘spreken’ nog even verder, maar de Spaanse blijkt een onverbeterlijke verbeteraar. Tot het einde van ons gesprek word ik, bij elke Spaanse poging die ik doe, door haar onverbiddelijk verbeterd.
Prachtig verhaal. Ik dacht zo dadelijk kom ik nog de laat op mijn werk. Er kwam geen einde aan. Maar plots houdt het op en we willen nog zo veel meer lezen. Martin blijf schrijven ook dat geeft je ontspanning.
@Twan, mochten mijn verhalen ooit als podcast worden uitgegeven, dan krijg jij er een cadeau! Dan kun je in de auto luisteren 😄
Sluit me aan bij Twan; telkens denk ik, o dit detail is bepalend voor de koers maar nee, toch weer een wending. Vind wel dat we recht hebben op een link van dat oelala filmpje 🤟🏼
Kunnen wij oelala nog ompraten, lijkt me toch wel 🆒 jullie op tv enne nu kunnen we niet meer filosoferen of dit plan het wel of niet kan worden. Dat is toch wel een gemis; voor ons al laat staan voor jullie🙃. Zwevend door de ruimte op weg naar een nog niet ontdekte planeet🌠
Dag Martin, blijf schrijven. Ik geniet ervan.
Ik was achter, das flink lezen en ik ben weer bij!!
Gauw weer even bellen 😘
Ook ik blijf te lang lezen en ga nu met een gerust hart lekker slapen ” Martin redt het wel” of ” nee hij doet het fantastisch en ook nog zonder Lisa ” , ga er maar aanstaan. Knap hoor je zo staande houden tussen, dronkaards, jonge lawaaimakers, oudere mensen, vervelende en leuke juffen, storm en tegenwind en toch hardlopen, Spaans leren en op huizenjacht 👍 Top !
Xxx