Een modderbad
Na achttien dagen en nachten op zee en nog ruim 100 mijl verwijderd van de ingang van de Surinamerivier begint het zeewater te verkleuren. In plaats van het donkere en heldere water worden we omringd door lichtbruin modderig water. We varen op de langste modderkust ter wereld. Een continue stroming langs de Braziliaanse kust naar het noorden stuwt modder, afkomstig uit de Amazonerivier, omhoog langs de kusten van Frans Guyana en Suriname. Ik heb inmiddels de dieptemeter weer aangezet. Nu geen onpeilbare diepte meer, maar slechts 25 meter onder de kiel. Het voelt alsof we de kust bijna kunnen aanraken en we ieder moment aan de grond kunnen lopen. Ik heb al een paar keer met de verrekijker de vermeende kustlijn afgetuurd. Maar natuurlijk is daar niets te zien. In werkelijkheid liggen de stranden van Frans Guyana minstens 80 kilometer bij ons vandaan.
Behalve de kleur van de zee is ook de lucht boven ons veranderd. Dankzij een dikke laaghangende bewolking zien we nog minder en lijken de lucht en de zee in elkaar over te lopen. Als Lisa om zeven uur naar bed gaat, begint het te miezeren. De natte wind die onder de bimini wordt geblazen verandert de banken in de kuip al snel in een natte, vieze bende. Liggen zal vannacht geen optie zijn. Ik leg een paar kussens op het randje van de kajuitingang, zodat ik droog onder de buiskap kan zitten. Een beetje somber laat ik de kennismaking met deze kant van de oceaan over me heen komen. Als Lisa me om één uur afwisselt heb ik hooguit wat zitten dommelen in mijn onhandige positie. Ik ben blij dat ik naar mijn droge bedje mag.

Voor de kust van Frans Guyana
Voorbij de eilanden van Papillon
Hoewel het op ons wensenlijstje staat maken we geen tussenstop in Frans Guyana. De reden hiervoor is dat een flinke klus als een donkere wolk boven mijn hoofd hangt. Afgelopen zomer heb ik onze loodzuur accu’s vervangen door lithium batterijen. Tijdens dat project, waarbij ik online hulp kreeg van een medezeiler, bleek dat een deel van het elektrische systeem aan boord niet erg veilig is. Om dit op te lossen moet een flink deel van de elektrische bedrading aan boord vervangen en omgeleid worden. Ik zie er erg tegenop. Het is niet mijn ‘piece of cake’ en ik weet niet goed waar ik beginnen moet.
Omdat ik de klus niet nog langer wil uitstellen, zullen we direct doorvaren naar Suriname. Het betekent wel dat we de ‘eilanden van Papillon’ letterlijk links moeten laten liggen. Het boek Papillon heeft veel indruk op mij gemaakt toen ik een puber was. Ik zou het erg boeiend vinden om eens te kunnen ronddwalen op de eilanden waar hij opgesloten zat. De eenzame opsluiting op Île Royale en de ontsnapping van Duivelseiland (Île du Diable) staan op het netvlies van mijn verbeelding gegraveerd. Bevriende zeilers beschrijven de eilanden als weelderige landschappen met volle fruitbomen, waar ze apen, leguanen en luiaards hebben gespot tussen de door de natuur teruggewonnen koloniale gebouwen. Een decor waar de tijd lijkt te zijn stilgezet. Voorlopig moeten we het doen met dit beeld.
Voorbereidingen
Tijdens de oversteek heb ik de pilot voor de Guyanas en Suriname bestudeerd. Een ‘pilot’ beschrijft alle voor de hand liggende zaken waar een zeiler mee te maken krijgt. Zo heb ik me verdiept in de formaliteiten rondom het inklaren en welke havens er zijn (dit zijn er geen). Ook Suriname heeft geen (zee)havens en er zijn geen veilige ankerplaatsen langs de kust. Wil je met een zeilboot Suriname verkennen dan kan je de Surinamerivier opvaren. De rivier is 500 kilometer lang en kent een flink aantal vertakkingen en kleinere zij-rivieren. De meeste verzekeraars hebben beperkingen gesteld aan het verzekerde vaargebied. Wij mogen van onze verzekeraar niet verder landinwaarts dan 20 mijl. En laten nu net alle voorzieningen voor zeilboten (dat zijn er welgeteld twee in Suriname) verder landinwaarts liggen dan die 20 mijl. Na overleg met onze verzekeraar wordt voor ons een uitzondering gemaakt. Nu hebben we dus ruime keuze: bij resort Domburg is plaats voor acht zeilboten aan een mooring en bij resort Waterland is een steiger met water en elektriciteit voor ook maximaal acht boten.
In de Suriname-Whatsapp-vertrekkersgroep klinken al wekenlang gezellige geluiden. Het lijkt wel of de hele zeilerscommunity is neergestreken in resort Domburg. Omdat er nu eenmaal niet veel keuze is willen wij ook wel naar Domburg. De ‘havenmeester’ Jeroen lijkt vriendelijk en helpt nieuwe gasten met inklaren. Domburg ligt ongeveer tien mijl (ruim 18 kilometer) verder landinwaarts dan Paramaribo en dat is met de fiets goed te doen.
De Surinamerivier is een echte getijderivier. De zee stroomt twee keer per etmaal landinwaarts. Maar als het water terug stroomt naar zee kan de stroming volgens de pilot oplopen tot zo’n vier knopen. Dit betekent dat we met stroom tegen en volgas nog zo’n twee knopen snelheid overhouden. Een goede reden om er voor te zorgen dat we de stroming in de rug hebben als we naar Domburg varen. Helaas beschrijft de pilot niet wanneer de stroming precies op gang komt. Omdat we graag het zekere voor het onzekere nemen stuur ik een berichtje naar de vertrekkersgroep. Het antwoord dat we krijgen klinkt voor ons erg onlogisch: “Eén uur na ‘hoogwater Paramaribo’ heb je de stroom mee.” Een rechtstreeks berichtje naar een medezeiler geeft ons meer vertrouwen: “Jullie kunnen met het tij mee de rivier op.” Vandaag is het om twee uur ‘laagwater Paramaribo’. Vanaf dat moment zal de zee dus weer stijgen en de rivieren instromen. Dat is het moment om de Surinamerivier op te varen. We varen nu nog op zee en halen de snelheid uit de boot om rond drie uur vanmiddag bij de monding van de rivier aan te kunnen komen.

Het hijsen van de Surinaamse vlag
Ongeduld op zee
Al vanaf Frans Guyana miezert het met af en toe een fikse stortbui. Op die momenten trekt de wind flink aan en is het zicht volkomen zoek. We hebben het grootzeil weggehaald en varen op alleen de genua in de richting van de ‘veiligwaterton’. De roodwitte boei markeert het begin van de beboeide vaarweg naar de monding van de Surinamerivier. Ik pak de marifoon en roep de Maritieme Autoriteit Suriname (MAS) op. Deze procedure wordt beschreven in de pilot en ik wil graag laten horen dat ik de regeltjes ken. Maar na een flink aantal onbeantwoorde oproepen is er van mijn goede gedrag weinig meer over. Lisa vindt dat ik het er bij moet laten zitten omdat geen van de ‘Suriname-gangers’ deze procedure eerder heeft genoemd. Maar dan hoor ik een stem door de luidspreker van onze marifoon. De beambte van de MAS vraagt ons of we de formulieren op de website hebben ingevuld. Dit is een voorschrift en gedwee beloof ik de formulieren in te vullen. Maar als ik de vragen zie wordt het duidelijk dat deze formulieren voor grote vrachtschepen en niet voor zeilers zijn bedoeld. Meer dan de helft van de vragen (over vracht en laadruimte) kan ik onmogelijk beantwoorden.
Het duurt wederom een eeuwigheid voor ik de beambte weer ’aan de lijn heb’. Hij is onverbiddelijk. We moeten de formulieren invullen en tot die tijd moeten we op zee blijven. Ik beëindig de oproep gelaten. De mogelijkheid om vandaag nog in Domburg te arriveren zie ik in rook opgaan. Maar Lisa laat zich niet intimideren. Wat haar betreft varen we gewoon door. “Stel nu dat we geen internet aan boord zouden hebben? Dan zouden we de formulieren toch ook niet kunnen invullen?” Ik klinkt kortaf en vraag Lisa nóg meer snelheid uit de boot te halen. We zullen moeten wachten op toestemming, maar ik vind het belachelijk. Op de website lees ik bovendien dat we tot drie dagen na aankomst de formulieren kunnen indienen. Ik pak opnieuw de marifoon. Opnieuw duurt het een eeuwigheid voordat ik dezelfde man weer hoor. Bijna wanhopig roep ik hem toe dat noch de pilot noch de talloze medezeilers iets hebben gezegd over deze zogenaamde verplichte toestemmingsprocedure. “Ik zal het mijn leidinggevende vragen en dan laat ik u dat weten.” Ik zeg hem niet eens meer gedag. Boos en eigenwijs stuur ik de boot richting de eerste groene boei van de vaarweg naar de riviermonding.
De laatste mijlen
Het is een spannend stuk vaarwater. Vanwege de harde regen kunnen we nog steeds geen land onderscheiden. Op onze digitale kaart zien we de rij groene boeien die het kanaal naar de riviermonding markeren. Rechts van deze boeien is de diepte tussen de drie en vier meter. Maar zowel links als rechts van de smalle strook is de diepte minder dan twee meter. De eerste de beste stuurfout zou ons wel eens met de kiel op het zand kunnen zetten. Dat het kanaaltje kunstmatig diep moet worden gehouden kunnen we even later met eigen ogen zien. Midden in de vaarweg ligt een baggerschip. Hoewel de schipper wat achteruit vaart om ons de ruimte te geven maakt zijn aanwezigheid het navigeren hier nog spannender. De genua staat nog steeds op en de soms harde windvlagen veroorzaken onverwachte bewegingen richting de ondieptes naast ons.
Als we eenmaal de Surinamerivier opvaren ebt de spanning weg. Even later videobellen we met Marijne, onze dochter, en we laten haar de eerste mangroves, palmbomen en Surinaamse huisjes zien. Als we een paar uur later in Domburg aankomen vangt mede-vertrekker Jeffrey ons op met zijn dinghy. Hij helpt ons de boot vast te leggen aan een van de vrije moorings. We zijn blij dat Jeffrey ons helpt. Door de stroming zou het niet eenvoudig zijn de boot zo precies te positioneren dat Lisa, liggend op het voordek, de oranje bal vast zou kunnen pakken. Jeffrey nodigt ons uit om samen met hem en Iris een drankje te drinken bij het restaurant van het resort. We reageren enthousiast, maar een half uurtje later kunnen we geen pap meer zeggen. Achttien dagen op zee met beperkte nachtrust eisen hun tol. We vieren ons eigen feestje met de fles Cava die Lisa speciaal voor deze gelegenheid koud had gelegd.

We vieren de aankomst met een fles Cava
Welkom in Domburg
De volgende ochtend pompen we onze dinghy op. We gaan naar de kant om ons in te schrijven. Zolang we betalen voor de mooring mogen we gebruik maken van de faciliteiten van resort River Breeze. Er is een bar/restaurant, een podium, een zwembad, een speeltuin en een mini-camping met douches en toiletten. Jeroen, de ‘havenmeester’, reageert verbaasd op ons verhaal over de MAS. Hij vult altijd de benodigde paperassen in en stuurt ze dan naar de MAS. We kunnen gewoon wachten tot we een reactie krijgen en moeten ons daarna gaan melden bij het kantoor van de MAS in Paramaribo. Lisa en ik nemen het voor kennisgeving aan. We vinden het allemaal best. Ondertussen zijn we aan de praat geraakt met Jeffrey en Iris die aan de bar een drankje drinken. Zij liggen al een week of zes in Suriname en doen in het weekend leuke dingen. Door de week moet er gewoon (online) gewerkt worden. Dat we allebei reizend ons geld verdienen schept meteen een band.
Maar we willen onze tijd goed besteden en graag onze benen even strekken. We moeten nog Surinaams geld pinnen en we willen ook wel weer wat verse groentes kopen. Jeffrey en Iris lopen met ons mee en vertellen ons alles wat we over Domburg moeten weten. Na een wandeling van zo’n tien minuten hebben we alles gezien en weten we alles over Domburg. Helaas is het vandaag ‘Pay-day’ en dus is de pinautomaat leeg.
Een natte boel
Inmiddels is wel duidelijk dat niet de gehele zeilerscommunity in Domburg ligt. Lisa en ik hebben een relatieve late oceaan-oversteek gemaakt en net voor onze aankomst heeft een ware exodus plaatsgevonden. De meeste zeilers zijn al lang geleden vertrokken naar de Caraïben en de rest heeft andere plannen om het aankomende orkaanseizoen veilig te overbruggen. Waarschijnlijk hadden zij zich beter ingelezen over de op handen zijnde natte periode in Suriname. Maar weten wanneer het grote regenseizoen aanbreekt is een ding, snappen wat dit precies betekent is een tweede. Lisa en ik leren dit met het zweet op ons voorhoofd. Als het later die dag begint te regenen rennen we als door een wesp gestoken door de boot om alle raampjes dicht te doen om inregenen te voorkomen. Nog geen half uur daarna, als de regen weer is opgehouden, leggen we binnen bijna het loodje. De hydrometer in de boot geeft meer dan 85% luchtvochtigheid aan.
De dagen die volgen worden natter en natter. Alles dat van ijzer is begint te roesten als spijkers in zout water. Onze kleren, het beddengoed en in de klamme kussenhoezen zitten grijze vlekken van het weer. Het meel in de voorraadpot is beschimmeld en in de salon hangt een muffe lucht. Maar er is nog een ander probleem waar we tot nu toe maar weinig hinder van hadden. Het teakdek van onze boot is na 21 jaar echt slecht aan het worden. De deklatten zijn op plekken waar het intensief wordt belopen erg dun geworden. Tientallen schroeven die ooit tijdens het lijmproces door de latten heen in het onderliggende dek zijn geschroefd liggen inmiddels bloot. De kit in de naden is verweerd en het regenwater zal zich ongevraagd en onzichtbaar door het dek heen werken. De lampjes op het plafond flikkeren spontaan zonder dat ze zijn ingeschakeld. Het stopcontact bij het schakelbord is niet langer wit maar diep roestbruin. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is lekken de afsluitrubbers van de dakluiken. Regenwater stroomt langs de mast en laat plassen achter op de salonvloer na iedere regenbui.
Klussen tegen de klippen op
Vandaag heb ik het interieur van de boot omgetoverd tot een elektra-werkplaats. Overal liggen kabels, leidingen en afgeknipte draadjes. Omdat de accu’s regelmatig moeten worden afgesloten kan ik op die momenten niet rekenen op de verkoeling van ventilatoren. Zwetend en puffend kruip ik door de boot om kabels om te leiden, zekeringsdozen te monteren en ‘shunts’ van A naar B te verplaatsen en weer terug. Ik ben zeker niet in de wieg gelegd voor dit werk, maar na een week kan ik eindelijk alle troep opruimen. Het was een lastige klus, maar ik voel me tevreden en ben trots op het resultaat.
Intussen is Lisa buiten regelmatig in de weer met het spannen van zeiltjes boven het dek en de kajuit. Ze probeert iets te verzinnen waardoor we tenminste een paar raampjes tijdens de regen open kunnen houden. Ik heb er geen fedusie in maar het brengt me wel op een idee. Temidden van alle troep naai ik een paar partyzeilen aan elkaar en samen spannen we dit over de giek en de banken in de kuip. Ook aan de voorzijde komt een op maat gemaakt zeil. Het haalt allemaal niet heel veel uit. Zolang de droge periode op zich laat wachten zijn we veroordeeld tot het gedoe met de ramen open en ramen dicht. Ook aan het slechte dek valt met deze nattigheid niet veel op te lossen.
Een fooi voor onze vrienden
Lisa en ik wachten nu al bijna een week op onze inschrijvingspapieren van de MAS. Op advies van Jeroen die voor ons een en ander had ingevuld gaan we nu zelf verhaal halen bij de MAS. Hij regelt iemand uit het dorp die ons kan brengen en ervaring heeft met het proces van inklaren. Harry is met pensioen en in zijn vrije tijd taxichauffeur. Hij rijdt graag zeilers rond voor ‘inklaringszaken’ of gewoon om boodschappen te doen. Harry heeft het ‘NO STRESS’ volledig geïnternaliseerd. In alle rust beantwoordt hij onderweg onze vragen en vertelt hij over zijn leven in Suriname. Dat onze snelheid daarbij het wandeltempo nadert en het verkeer achter ons flink wordt gehinderd lijkt Harry niet te deren.
Als we bij de MAS aankomen breekt wederom de hemel open. De parkeerplaats is veranderd in een grote modderpoel. Verscholen onder onze parapluutjes melden we ons bij het kleine raampje van het loket. De dame van de administratie wordt door Harry op de hoogte gebracht over de reden van ons bezoek. Na tien minuten wachten komt ze terug om te vertellen dat ze onze papieren niet kan vinden. Harry die blijkbaar goed voorbereid op pad is gegaan vandaag, steekt haar iets toe in zijn gesloten hand. Het helpt wel, want als de dame voor de tweede keer terugkomt van haar zoektocht heeft ze onze papieren gevonden. Nu hoeven ze alleen nog gestempeld te worden. Gelukkig lijkt niemand bij de MAS zich onze eerste kennismaking op zee te herinneren.
Langs de Waterkant
Het is inmiddels droog geworden en Harry rijdt met ons langs de Waterkant. Het is een drukke chaotische straat langs de Surinamerivier. We hebben ergens gelezen dat hier in 1821 en elf jaar later grote branden hebben gewoed. De eerste zou zonder opzet zijn ontstaan, maar voor de latere brand werden drie gevluchte slaven verantwoordelijk gehouden en ter dood veroordeeld. Ook nu nog komt dit deel van Paramaribo ontredderd op me over. De panden verkeren in deplorabele staat en de straten liggen vol met afval.
Een man op blote voeten en met versleten kleren heeft ons ‘rijke witte buitenlanders’ waarschijnlijk al door de ramen van de auto gezien en komt onze kant opgesneld. Harry, die hem nu ook ziet, wil zijn raampje dichtdraaien, maar is te laat. “Yu abi nyan gi mi?” (Heb je geld voor me?) Harry kijkt van de man weg en mompelt dat hij niets te geven heeft. Terwijl we in de drukke straat een paar meter verder opschuiven in de richting van de stoplichten verderop, blijft de bedelaar volhardend naast ons lopen. Hij heeft zijn hand door het geopende raam op het portier gelegd. Zodra Harry wat sneller kan rijden moet de man rennen om ons bij te houden. “Yu abi nyan gi mi?”, herhaalt hij. De man ziet er beroerd uit en kijkt hoopvol en hongerig langs Harry de auto in. Telkens als hij zijn verzoek herhaalt zien we Harry zuchten. Dan lukt het Harry om zijn raampje helemaal dicht te doen en kunnen we weer een stukje verder rijden. Maar zodra we weer stilstaan staat de man weer naast het gesloten raam. Harry pakt zijn portemonnee en zucht vermoeid. Maar dan kunnen we weer doorrijden en zijn we de bedelaar weer even kwijt. Als hij ons heeft ingehaald en de auto weer stilstaat klopt hij op het gesloten raam. Harry draait zuchtend het raam weer open. De smeekbede herhaalt zich terwijl Harry naar de rij auto’s voor hem staart. Eindelijk komen we bij het stoplicht en kunnen we de drukke kruising oversteken. Even daarna begint Harry ons uit te leggen dat iedereen die dat wil kan werken in Suriname. Deze man, een drugsverslaafde, wilde volgens Harry dus gewoon niet werken.
In de ‘nieuwe haven’ in een container op een parkeerplaats zit een medewerker van de Militaire Politie. Het is een vriendelijke, gespierde jongeman. Hij heeft tijdens het stempelen van onze paspoorten genoeg tijd om ons te vertellen over zijn geboortedorp in het binnenland. Hij is een Marron, een afstammeling van gevluchte slaven die het binnenland introkken om te ontkomen aan de onderdrukking van hun slavenmeesters. Als hij aan het werk is in Paramaribo mist hij zijn dorp en hij is blij als hij in het weekend weer terug kan naar zijn familie. Als ik hem vraag waarom er een paar dumbells in zijn kantoortje liggen moet hij lachen. “Ja, hier is niets te doen. Soms moet ik even in de haven zijn, maar als ik me verveel kan ik hier gewoon trainen.” Als we later weer bij Harry in de auto zitten klettert de regen opnieuw onvermoeibaar op het dak. Het is nog steeds erg druk op de weg en als we eindelijk terug zijn in Domburg is de dag zo goed als voorbij. Een hele dag in de auto voor een paar stempels.
Gezelligheid bij River Breeze
Ondanks dat de Nederlandse armada net voor onze aankomst de hielen heeft gelicht, is het een gezellige boel bij River Breeze. Van de acht moorings in de rivier zijn er nog drie vrij. Wilco woont in een oude zeilboot in ruil voor het onderhouden van de oranje mooring-ballen. Hij behoort tot de vaste inboedel van River Breeze. Wilco is een innemende Amsterdammer die helemaal klaar is met ‘het systeem’. Hij heeft geen bankrekening en ook geen adres. Jeffrey en Iris blijven nog een week en vertrekken daarna naar Trinidad. Verder op ligt een Zwitsers gezin. Zij zijn alle dagen druk met het verkennen van Suriname. Maar ook zij reizen binnen enkele dagen weer verder. De laatste boot in het rijtje is die van Carin. Samen met haar hond Vela (letterlijk: ‘hij zeilt’) is Carin bijna de wereld rond gezeild. Ze hoeft nog maar een klein stukje, naar Curaçao en dan zit haar wereldreis erop. Ze weet nog niet wat er dan op haar pad zal komen maar ze lijkt de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. Lisa en ik zijn onder de indruk van Carin. Ze is altijd opgewekt en straalt rust en vertrouwen uit. In haar eentje heeft ze haar grote stalen boot de wereldbol over gestuurd. Wat een stoere en krachtige vrouw!
Donderdagavond is Karaoke-avond in River Breeze. De regel is dat je na het zingen van twee liedjes een gratis cocktail krijgt. Deze regel geldt ook voor het personeel en dat is maar gelukkig want erg druk is het niet op de karaoke avonden. Wilco en Jeroen zingen zonder uitzondering het vaakst. Ze zitten naast elkaar aan de bar, vlak bij de karaoke-microfoon. Maar ook het overige personeel laat het werk graag even liggen voor een hit van ABBA of ‘Mi Rowsu’ (Tuintje In Mijn Hart). Stipt om zeven uur staat de eerste karaokezanger(es) voor het grote televisiescherm maar om exact tien uur is het over met de pret en sluit Jeroen, de denkbeeldige deuren van River Breeze. Op zondag zwaaien we de laatste medezeilers uit. Lisa en ik blijven verregend achter. Nou ja, samen met Wilco, Jeroen en de andere medewerkers van River Breeze. Toch voelen we ons ineens een beetje alleen.

Stipt om zeven uur staan de eerste karaokezangeressen voor het grote televisiescherm
Hamsteren in Paramaribo
Sinds een paar dagen is de koffie op. Lisa heeft erg haar best gedaan om voor mij toch nog ergens koffie op de kop te tikken. Ze is alle Chinese winkeltjes in de omgeving afgelopen, maar ‘echte’ gemalen koffie kun je hier niet krijgen. Het voelt wat gek, omdat Suriname ooit bekend stond om de vele koffie plantages. We huren een auto en gaan in Parimaribo naar de Choi’s. Een grote supermarkt waar we volgens Iris en Jeffrey Nederlandse producten kunnen kopen. Als we eenmaal binnen zijn sta ik vol verbazing om me heen te kijken.
Lisa en ik zijn geen supermarkten meer gewend. Op Kaapverdië werd bijna alles vanachter de toonbank verkocht. Alleen het hoognodige was er verkrijgbaar. Verse groenten en fruit kon je vaak op straat kopen, maar de keuze en de kwaliteit was erg beperkt. In Choi’s vinden we in een halve winkelstraat met zoet broodbeleg wel zes merken pindakaas. De verschillende soorten koekjes, snoep en chips zijn, net als bij AlbertHeijn, niet te tellen. Als ik Lisa verlekkerd aankijk krijg ik toestemming om een zak snoep te kopen. Maar er is zoveel keuze dat ik er zenuwachtig van word. Uiteindelijk leg ik de grootste zak die ik kan vinden in het winkelwagentje.

Uiteindelijk leg ik de grootste zak die ik kan vinden in het winkelwagentje
Met een kar vol lekkere en wellicht onnodige spullen staan we even later bij de kassa. We voelen ons allebei dubbel over deze inkoopactie en mijn schuldgevoel wordt nog verder aangewakkerd als twee Surinaamse jongens voor ons de boodschappen uit de kar pakken en op de band bij de kassa leggen. Als we hebben afgerekend pakken ze alles in dozen, sjouwen het voor ons naar de auto en leggen dan alles in de kofferbak. Maar door alle indrukken in Choi’s zijn we het belangrijkste vergeten. Lisa gaat weer de winkel in om alsnog koffie te gaan kopen. Als ze weer terugkomt loopt een van de jongens achter haar aan om de koffie bij de andere boodschappen in de kofferbak te leggen. Ineens voel ik me een hele luie, rijke witte Nederlander. Hebben we zojuist gewoon de slavernij voortgezet?
Is er dan geen wrok?
Tijdens onze eerste weken in Suriname valt het ons op dat we overal heel vriendelijk worden ontvangen. Maar ik merk dat ik me niet helemaal op mijn gemak voel als we weer eens gastvrij worden onthaald. Ik stel me voor dat ik met grote letters ‘SORRY’ op mijn voorhoofd loop. Ik snap dat ik niets meer kan doen om de gebeurtenissen uit het pijnlijke verleden van Suriname te voorkomen, maar westerse landen proberen nog steeds rijkdom te vergaren. Arme landen worden leeggeroofd en opgezadeld met ons afval. We vernietigen er de kostbare natuur, laten kinderen er onze kleren naaien en betalen geen eerlijke prijs voor ons kopje koffie. Suriname is een prachtig land met prachtige mensen, maar er is ook veel om je druk over te maken. Toch lijkt dat nu juist niet het geval. De gemiddelde Surinamer lijkt zich niet zo druk te maken over de geschiedenis, de financiële malaise of de verscheidenheid aan religies en culturen in het land. Ook lijkt het niet veel mensen te deren dat er nog steeds veel corruptie is, dat er maar weinig verdiend wordt met de bodemschatten van het land of dat een veroordeeld moordenaar, de oud-president met de noorderzon is vertrokken.
Langzaam raken Lisa en ik geboeid door dit Suriname en haar bijzondere geschiedenis. Al voor ons vertrek in Kaapverdië en ook tijdens de oversteek bekeken we documentaires (Sporen van slavernij) en luisterden we naar podcasts (De plantage van onze voorouders). In het boek Jaguarman en Onder de parimariboom maken we kennis met de wereld van de Surinaamse rituelen. En boeken als Hoe duur was de suiker?, Wij slaven van Suriname en Het slavenschip confronteren ons met een verleden van uitbuiting, manipulatie en mishandeling van mensen. Een continue verhaal over ‘verdeel en heers’.
Heel veel bos
Als we op een dag naar het natuurpark Brownsberg in het binnenland gaan, ervaren we voor het eerst de onmetelijkheid van dit land. Suriname is het kleinste land van Zuid Amerika maar het maakt een enorme indruk op ons. Voor een plaspauze stopt onze bus kort in Brownsweg. De aanleg van het Brokopondo-stuwmeer leidde in de jaren 1960 tot de verdrinking van een groot gebied rondom de Brokopondo-rivierdelta. De oorspronkelijke bewoners van deze regio, vooral Marrons en inheemse gemeenschappen, werden gedwongen om zich te vestigen in andere delen van Suriname, waaronder het dorp Brownsweg. Nu ademt Brownsweg een stoffige en onvriendelijke sfeer van guerrilla’s, bier en rauwe outdoor-activiteiten. Brownsweg is namelijk een goudzoekersdorp. In het assortiment van de Chinese supermarkt bij het benzinestation waar we mogen plassen vinden we geen verse producten. De schappen zijn gevuld met blikvoer, bier, zaklampen, hoge druk waterpompen en nog heel veel ander goudzoekersgereedschap.

Het Brokopondomeer is prachtig om te zien, maar het veroorzaakte ook veel leed
De tocht vanuit het Brownsweg naar de Brownsberg is ongelofelijk. Eerst zien we nog her en der open plekken in het oerwoud die onmiskenbaar het gevolg zijn van al dan niet illegale goudmijnen, maar na een uur is er alleen nog bos, bos en nog meer bos. Het regent onophoudelijk en stromen modder glijden over de steile weg naar beneden de diepte in. Langzaam kruipt de piepende en krakende 4WD touringbus omhoog terwijl onze gids voor de bus uit loopt om de chauffeur te waarschuwen voor al te gevaarlijke gaten in de weg. Van tijd tot tijd slaat hij met zijn machette takken weg die ons mogelijk de doorgang belemmeren. Op andere momenten zien we hem bukken om even later de bus in te stappen en ons een boskikker of ander oerwoudbeest te laten zien dat hij met zijn blote handen heeft gevangen. Nadat we naar de Irene waterval, en weer terug zijn gewandeld, brengen onze gids en de chauffeur ons uren later in het pikkedonker ook weer heelhuids terug naar Domburg. We zijn onder de indruk van de spannende tocht, de (omgevallen) bomen, de apen, vogels, watervallen en vlinders.
Een paar weken later maken we nog zo’n onvergetelijke tocht met dezelfde gids. Dit keer gaan we naar de Voltzberg, de Raleighvallen en naar Blanche Marie. Wederom een heuse regen-woudtrip. Samen met een groep Nederlandse medicijnstudenten. Na 8 uur opgevouwen te hebben gezeten in een 4WD voor zo’n 160 kilometer onverhard en ondoordringbaar oerwoud en drie uur in een korjaal in de plenzende regen te hebben gevaren over de Sarramacarivier komen we aan in een hopeloos verouderde en aftandse Eco-lodge. ’s Nachts ‘baggeren’ we vijf uur lang door de regen en de jungle om bij de Voltzberg de zon te zien opkomen. Onze gids en zijn hulpgidsen tillen de meeste groepsgenoten over de meest dramatische snelstromende gelegenheidsrivieren. De laatste honderden meters glijden en glibberen we over natte granieten rotsen naar ons einddoel. We zijn weliswaar te laat, maar opstijgende mist uit het oerwoud, ara’s die over onze hoofden langsscheren en het uitzicht over een ontwakend oerwoud roert ons tot tranen toe. De laatste dag voert de weg ons naar de Blanche Marie watervallen. Maar we zullen daar nooit aankomen omdat de weg is weggespoeld tijdens de hevige regenval.

Zonsopkomst bij de Volzberg
De lang verwachte rivercruise
Lisa en ik moeten nog steeds een beetje wennen aan de combinatie van ons zeilende en werkende bestaan. We krijgen het in Suriname trouwens niet goed gecombineerd. Er zijn helemaal geen gasten die een rivercruise bij ons in Suriname willen boeken. Achteraf is dat maar goed ook want het is erg warm en heel nat in Suriname. In deze omstandigheden blijkt onze boot niet de beste reis-accommodatie te zijn. Verder is het een regelrechte uitdaging om toestemming te krijgen om over de Commewijne- en Cottica rivier naar Moengo te varen. Die toestemming moeten we krijgen van onze ‘vrienden’ van de MAS. Lisa heeft al meerdere emails gestuurd maar antwoorden krijgen we niet. Uiteindelijk besluit Lisa om zelf verhaal te gaan halen. Op de fiets vertrekt ze naar het kantoor van de MAS in Paramaribo. Daar krijgt ze wel het hele verhaal te horen. Het blijkt dat een groot vrachtschip één keer per maand vanaf zee over de rivier naar Moengo vaart en weer terug. Volgens de MAS kan het vrachtschip gehinderd worden wanneer het op de bochtige rivier een zeilschip tegenkomt. Het risico bestaat dan dat ze elkaar niet kunnen passeren. Gek genoeg lijkt er niemand te zijn die weet wat het vaarschema van het vrachtschip is en dus kan er dus geen toestemming worden gegeven. Wel mogen we naar Museum Bakkie varen, zo’n 25 mijl de Commewijne rivier op.
Als we na een paar dagen en een verregend tochtje voor anker liggen op een breed deel van de rivier, in de buurt van museum Bakkie, worden we tijdens een felle regenbui verrast met een onaangekondigd bezoek. Een grote platte aluminium boot met een enorme buitenboordmotor houdt halt bij onze boot. Aan boord bevinden zich zeker acht imposant geklede militairen met zwart leren laarzen, baretten en grote zwarte machinegweren. Op onvriendelijke toon begint een van hen ons vragen te stellen. Wat komen we hier doen? Hebben we toestemming van de MAS om hier te zijn? Kunnen we dat bewijzen? We moeten onze paspoorten en de emails van de MAS laten zien. Drie mannen komen aan boord en lopen even later met hun natte laarzen in de kajuit omdat ze binnen de boel willen bekijken. Een van hen wil dat ik de bank met etensvoorraad open maak en daarna wil hij dat ik een van de vloerplanken voor hem optil. Als ik voorzichtig vraag waar ze naar op zoek zijn krijg ik nors een ontwijkende reactie. Dan stappen de mannen weer in hun aluminium boot en verdwijnen ze achter de bocht in de rivier. Enkele dagen daarna krijgen we opnieuw bezoek van zo’n acht militairen in een aluminium boot. Hoewel dit geen toeval kan zijn zie ik geen bekende gezichten. “Jullie collega’s waren hier gisteren ook al!”, klinkt mijn verwoede poging om te voorkomen dat natte vieze laarzen nog een keer onze boot bevuilen. Maar het helpt niet. Even later staan een paar mannen naast ons in de kuip en worden we opnieuw onder vuur genomen met hun vragen. Als de mannen even later weer van boord stappen durf ik nog te vragen of de controle soms iets met drugs heeft te maken. Ik krijg geen antwoord.
De volgende ochtend passeert in alle vroegte een enorm vrachtschip in de richting van Moengo. Lisa heeft het allemaal veel sneller door dan ik en duikt met een brede glimlach achter de laptop. Via de e-mail vraagt Lisa opnieuw toestemming aan de MAS om de rivier op te varen. Als het schip morgen weer terugvaart duurt het ongeveer een maand voordat een volgend vrachtschip de rivier over vaart. Meer dan voldoende tijd om onze tocht naar Moengo af te leggen. ’s Middags komt er onverwacht snel een positief antwoord van de MAS. We krijgen toestemming om naar Moengo te varen zodra het vrachtschip ons op de terugweg is gepasseerd. Acht dagen lang zijn we een zeilschip op ‘rivier-cruise’. We varen dagen achter elkaar op de motor door de Surinaamse jungle en genieten van de soms oorverdovende stilte, of de herrie van de papegaaien of de brulapen. We zwaaien naar kinderen en hun ouders die in de rivier staan af te koelen bij afgelegen dorpen in een voor ons onbekende wereld. Slechts af en toe komen we een korjaal tegen met een paar vriendelijke vissers. Moengo ligt duidelijk heel ver weg bij het epicentrum van Suriname Paramaribo. Gemeenschapsgeld lijkt Moengo niet te bereiken. Huizen en overheidsgebouwen verkeren ook hier in een totaal ontredderde staat.

Het grote vrachtschip passeert ons weer op weg naar zee
Als we weer terugkomen bij onze ankerplaats in de buurt van museum Bakkie worden we voor de derde keer geconfronteerd met een boot vol militairen met machinegeweren. Gelukkig is het droog en de mannen willen niet binnenkijken. Dit keer herken ik de stuurman die ook beide andere keren mee aan boord kwam. Het ‘opperhoofd’ is er nu niet bij en de stuurman neemt zelf het woord. Het voelt allemaal iets meer ontspannen en zittend op de kuipbanken mogen we nog een keer uitleggen wat we komen doen en wie we zijn. Als we later eindelijk museum Bakkie bezoeken en vertellen over de militairen horen we dat drugstransporten nog steeds een belangrijk aandachtspunt vormen. Er zijn veel drugskoeriers in het gebied actief, óók op zeilboten.
0 reacties